13 Januari 1906. 3 „Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden, „die van hunne hooge belangstelling deden blijken, om de „onthulling van dat monument bij te wonen. „Ieder onzer zal zich de feesten, welke bij die gelegenheid „hebben plaats gehad, nog levendig herinneren, want algemeen „was de hulde, welke toen door de inwoners van Breda en „door de geheele Baronie aan het Vorstelijk Echtpaar is „gebracht. „Ik besluit met den wensch, dat het Hare Majesteit moge „gegeven zijn, het monument nog lang te aanschouwen en „dat zij de liefde van Haar Volk, waarvan dit monument eene „uiting is, nog lang moge blijven genieten. „Overgaande tot de gewone werkzaamheden, spreek ik nog „den wensch uit, dat ieder uwer, ook bij verschil van meening, „gaarne zal willen blijven medewerken tot bevordering van „het welzijn en den bloei der gemeente." De vergadering betuigt hare instemming met het gesprokene door den voorzitter. De heer HEIJLAERTS zegt ongeveer het volgende: „Mijnheer de voorzitter! Als oudste lid dezer vergadering „vermeen ik de tolk te zijn mijner medeleden, wanneer ik U „hartelijk dank zeg voor de welgemeende wenschen, zoo even „tot de vergadering geuit. „Ook wij wenschen U alles toe, wat uwe betrekking slechts „aangenaam kan doen zijn. Wij wenschen U kracht en gezond- „heid toe in het belang van Breda en in het belang van ons, „raadsleden. Dat voor ziekte U moge gespaard blijven en dat „U, ook in 1906, met dezelfde opgewektheid zult mogen blijven „medewerken tot den bloei van Breda, wier welzijn wij allen, „ook bij verschil van meening, beoogen." De vergadering betuigt hare instemming met het gesprokene door den heer HEIJLAERTS. De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een schrij ven van den heer Schkltus, berichtende, dat hij wegens on gesteldheid verhinderd is deze vergadering bij te wonen. Thans stelt de voorzitter aan de orde: A. Ingekomen stukken. 1. Besluiten va de gedeputeerde staten van Noord-Brabant, als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 3