10 Maart 1906. 53 le. mejuffrouw G. M. J. Verhaaren, 2e. E. M. C. Bogaerts, en 3e. E. C. J. van Dijck. Wordt overgegaan tot stemming. De voorzitter verzoekt den heeren Scheltus en Rom- bouts als stemopnemers te willen fungeeren. Er worden uitgebracht 20 stemmen, waarvan 11 op mej. Bogaerts, 7 op mej. Verhaaren en 2 op mej. Van Dijck. Zoodat, met ingang van 1 Mei 1906, is benoemd tot onderwijzeres aan de openbare tusschenschool aan de Nieuwehuizen alhier mej. E. M. C. Bo gaerts, thans onderwijzeres te Zundert, op de aan die betrekking verbonden jaarwedde over eenkomstig de bepalingen der verordening, rege lende de jaarwedden van het onderwijzend per soneel aan de openbare scholen voor lager onder wijs in deze gemeente, in te gaan met den dag harer infunctietreding en onder voorwaarde, dat de benoemde, eervol ontslag verlangende, het verzoek daartoe minstens drie maanden te voren behoort in te dienen. De voorzitter dankt heeren stemopnemers voor het door hen als zoodanig verrichte. 10. Adres van C. J. van der Ven en andere gemeente ambtenaren, verzoekende de verordening, regelende de pen sioenen der gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en wee zen te wijzigen in dien zin, dat aan ongehuwde ambtenaren, die eervol uit hunne betrekking worden ontslagen, zonder dat zij ooit eenig recht op pensioen kunnen doen gelden, teruggaaf van gedane stortingen wordt verleend. De voorzitter stelt voor dit adres om prae-advies te verzenden naar de commissie voor het pensioenfonds. Waartoe besloten wordt. 11. Schrijven van het college van regenten van het oude mannenhuis te Breda, d.d. 19 Februari 1906, no. 249, daarbij machtiging verzoekende om in ae begrooting van gemeld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 53