64 10 Maart 1906. anderd is gebleven. Te 's-Hertogenbosch en Tilburg zijn die wedden gebracht op /"800,Te Breda zijn de werkzaam heden voor de wethouders zeker niet minder, doch met het oog op het zielental van beide eerstgenoemde gemeenten, zullen gedeputeerde staten wellicht niet bereid zijn de wedde van de wethouders te Breda op hetzelfde bedrag te brengen. Spreker stelt derhalve voor aan gedeputeerde staten in over weging te geven de wedde van de wethouders vast te stellen op 700,—. De heer 1NQENHOUSZ zegt, dat door hem reeds jarenlang erop gewezen is, dat de wedde der wethouders veel te laag is, waarom hij zal stemmen voor het voorstel van den voor zitter. Spreker wil echter van deze gelegenheid gebruik maken, om de bezoldiging van ƒ300,— voor den wethouder, die met den burgerlijken stand belast is, af te schaffen. Inder tijd was de wethouder, die den burgerlijken stand waarnam, daarvoor geheel verantwoordelijk en ook aansprakelijk voor eventueele boeten, welke daarop konden vallen. Een gevolg hiervan was, dat het werk zeer minitieus moest verricht wor den, waarom de raad hiervoor eene extra-belooning van 300, toestond. Dat motief is echter thans geheel vervallen, daar de heeren Wijmer en Van Son nu met die werkzaamheden be last zijn. Eventueele boeten komen dus ten laste van beide ambtenaren. Spreker wenscht dit punt in het oog te houden bij de be handeling der volgende begrooting. De heer SASSEN acht het eveneens wenschelijk, dat de wedde der wethouders wordt verhoogd. Spreker vreest echter, dat er eene wanverhouding zal ontstaan, daar ook de werk zaamheden van den burgemeester en, niet minder, die van den secretaris in de laatste jaren aanzienlijk zijn toegenomen. Vooral de wedde van den secretaris zag spreker gaarne ver hoogd. Wat nu betreft de belooning van den wethouder, amb tenaar van den burgerlijken stand, meent spreker, dat deze wettelijk geregeld is en de raad dus daaraan niets veranderen kan. De heer INGENHOUSZ wijst erop, dat de belooning van ƒ300,— voor den ambtenaar van den burgerlijken stand reeds

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 64