10 Maart 1906.
65
lang bestond, vóórdat dit punt van hoogerhand geregeld werd.
Thans rust de strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor een
groot deel op de heeren Wijmer en Van Son.
De heer SASSEN meent, dat het toch niet aangaat den post
van ƒ300,— te schrappen zonder nadere inlichtingen.
De heer VAN HAL is eveneens van meening, dat er geen
kwestie van zijn kan, om dat bedrag van de loopende begroo
ting te schrappen. Bij de volgende begrooting kan die zaak
echter een punt van bespreking uitmaken.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten
overeenkomstig het voorstel des voorzitters.
De leden, tevens wethouder, wenschen geacht te worden
niet tot dit besluit te hebben medegewerkt.
24. Voorstel van burgemeester en wethouders betrekkelijk
de betaling van coupons van uitgelote obligatiën en tevens
tot het wijzigen der instructie van den ontvanger, luidende dit
voorstel als volgt:
„Bij ons is ingekomen:
ff. „een schrijven van de heeren Van Mierlo Zoon, kas
siers te Breda, waarbij wordt medegedeeld, dat tot hun
„nadeel is gebleken, dat van de 3\ pCt. leening der
„gemeente Breda 1886 (f 1 000000,—) zijn uitgeloot 4 a
„ƒ500, en 2 a ƒ1000,— obligatiën, te weten:
„No. 756 a en b en 757 a en b den 14. Sept. 1899, betaalbaar
„1 Januari 1900,
„No. 575 den 18. Sept. 1902, betaalbaar
„1 Januari 1903,
„No. 525 den 17. Sept. 1903, betaalbaar
„1 Januari 1904,
„met verzoek de geleden schade te vergoeden.
b. „een schrijven van H. Oijens Zonen, te Amsterdam
„daarbij toezendende eene obligatie ad ƒ1000,—, no. 93,
„van de 3ls pCt geldleening dezer gemeente 1893, groot
500 000,—, welk stuk sedert 1898 aflosbaar is, met
„verzoek het bedrag te remitteeren.
„Ter juiste beoordeeling dezer zaak, moeten wij twee
„punten op den voorgrond stellen