66 10 Maart 1906. lo. „Art. 3 der leeningsvoorwaarden van 1886 luidt o.a. „als volgt: „De af te lossen schuldbekentenissen worden elk jaar bij loting in de maand September aan den aflossingster- mijn voorafgaande, in eene met open deuren te houden „vergadering van burgemeester cnwethouders aangewezen. „De uitslag dezer loting wordt door burgemeester en „wethouders bekend gemaakt in minstens twee der te „Breda en in een of meer der te Amsterdam verschijnende nieuwsbladen „Het rentegenot op de ter aflossing aangewezen schul dbekentenissen eindigt op den dag der opeischbaarheid 2o. „Is het eene algemeene usance in den effectenhan del, dat wanneer aan ter aflossing aangeboden obligatiën „coupons ontbreken, welke verschenen zijn nadat de uitlo- „ting heeft plaats gehad, deze ontbrekende coupons van „de hoofdsom worden afgetrokken. „Daar de bekendmaking der uitloting steeds in de te „Breda en in een of meer der te Amsterdam verschijnen de nieuwsbladen heeft plaats gehad, moesten, of althans „konden de heeren Van Mierlo weten, welke der on der hunne berusting zijnde schuldbekentenissen waren „uitgeloot en niet rentegevend meer waren, waardoor „zij zich zeiven voor schade hadden kunnen vrijwaren. „Waarheid daartegenover is, dat wanneer de gemeente ontvanger zich niet zoo volkomen gerust gesteld had „gevoeld door de sub 2o. aangehaalde usance en hij „zich niet bepaald had tot het natellen der hem ter uit- „betaling aangeboden coupons, maar zich tevens over tuigd had, dat zich daaronder geen coupons bevonden van „obligatiën, waarvan het rentegenot geëindigd was, de „verzoekende firma slechts de schade zou beloopen „hebben van één halfjaar rente. „Doordat de ten onrechte betaalde coupons later van „het kapitaal konden afgetrokken worden, kon de ge beente daardoor geen schade lijden en zij leed ook „werkelijk geen schade. Integendeel. Zooals U bekend „is, bevindt zich steeds een gedeelte van het kasgeld „rentegevend bij de Amsterdamsche bank, en dit kapitaal „nu werd verhoogd met dat der niet opgeëischte schuld bekentenissen. De gemeente had dus voordeel, want „zij genoot méér rente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 66