7 April 1906.
91
Waartoe besloten wordt.
9. Adres van C. J. A. van Wees te Breda, d.d. 17 MAART
1906, verzoekende aan hem den kelder onder de boterhal op
nieuw te verhuren. Bij dit adres is gevoegd een prae-advies
van burgemeester en wethouders, daarbij in overweging geven
de thans niet verder aan adressants verzoek te voldoen.
De voorzitter, dit punt nader toelichtende, wijst erop,
dat de huur indertijd is opgezegd, omdat de gemeente dien
kelder voor eigen gebruik noodig heeft. Spreker stelt mitsdien
voor, op het adres afwijzend te beschikken.
De heer SMITS zegt, dat hij zich van den toestand heeft
vergewist en wijst erop, dat de man dien kelder voor zijn
bedrijf onmogelijk missen kan. Spreker zou derhalve in over
weging willen geven, het verzoek tijdelijk toe te staan, tot
dat adressant eene andere gelegenheid zal gevonden hebben,
waarin hij zijne materialen kan opbergen.
De voorzitter meent, dat het toch niet aangaat, dat de
gemeente elders een pakhuis zou moeten gaan huren, waar zij
zelve eene geschikte bergplaats in eigendom bezit.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten op
het verzoek afwijzend te beschikken.
10. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij, met
overlegging van het bericht van de hoofden der scholen en
van het advies van den arrondissements-schoolopziener, ter
benoeming van eene onderwijzeres in de nuttige handwer
ken voor meisjes aan de tusschenschool aan de Boschstraat
en van eene gelijke onderwijzeres aan de school voor koste
loos onderwijs aan de Middellaan, voordragende:
a. voor de tusschenschool Boschstraat
lo. mej. J. E. Heuwekemeijer,
2o. J. J. M. SOETERS, en
3o. D. A. M. W. de Greef.
b. voor de kostelooze school Middellaan
lo. mej. P. D. M. A. de Greef,
2o. J. J. M. SOETERS, en
3o. M. J. l. Hofman.