7 April 1906.
97
De voorzitter zegt, dat de nummering door de eigena
ren zeer slecht geschiedt cn bovendien zeer onregelmatig. De
nummerplaatjes en cijfers voldoen veelal niet aan het model
en ook het onderhoud laat dikwijls veel te wenschen over.
Bovendien zijn de kosten voor de gemeente zeer gering.
De heer JACOBY wenscht evenzeer, dat de nummering op
uniforme wijze zal plaats hebben, doch zou de kosten ervan
door de eigenaren willen doen betalen.
De heer SASSEN geeft in overweging ook dit punt aan te
houden tot eene volgende vergadering.
De voorzitter zegt, dat hiertegen geen bezwaar bestaat.
Dienovereenkomstig wordt aisnu besloten.
Bij de verdere behandeling van de voorstellen der commissie
voor de strafverordeningen, vraagt de heer VAN KEPPEL wat
onder rij- en voertuig in art. 35 wordt verstaan. Is daaronder
ook eene gewone boerenkar begrepen,' dan acht spreker de
bepaling van dat artikel wel eenigszins bezwarend.
De voorzitter zegt, dat eene dergelijke bepaling reeds
voorkomt in het koninklijk besluit ter uitvoering van de motor
en rijvvielwet.
De heer VERSCHRAAQE geeft in overweging de voorstel
len der commissie summier te behandelen, te beginnen met de
eerste artikelen.
De heer VAN DAM wenscht de aandacht van den heer Van
Keppel erop te vestigen, dat bij art. 23 van het koninklijk be
sluit van 6 November 1905 Staatsblad no. 294) reeds verbo
den is het rijden zonder licht tusschen een uur na zonsonder
gang en een uur vóór zonsopgang, met uitzondering van krui
wagens, kinderwagens en daarmede gelijk te stellen rij- of voer
tuigjes. Een gewone boerenkar valt dus reeds onder die ver
bodsbepaling, zoodat het voorgestelde artikel geen bezwaar
kan opleveren.
Alsnu wordt achtereenvolgens besloten:
a Hoofdstuk II opnieuw vast te stellen.