102 9 Maart 1907. Alleen dan derhalve, zoo besluiten wij op gezag van het rapport, wanneer de gemeente de zekerheid heeft, dat zij uit de door haar te stichten centrale, behalve stroom voor ver lichting en beweegkracht, ook den stroom voor de tractie der tramlijnen, en wel op zijn minst voor de geheele lengte der thans bestaande lijnen, zal kunnen leveren, zou mogen worden aangenomen, dat de oprichting eencr centrale, althans op den duur, loonend zoude zijn. Onbetwistbaar biedt de electriciteit, zoowel voor verlichting als voor beweegkracht, onmiskenbare en groote voordeelen en gaarne nemen we hier over, hetgeen de heer Smits te dien aanzien zegt in zijn rapport aan de gemeente Utrecht. De heer Sahts schrijft „Zooals bekend is, wordt het electrische licht als gloeilicht „en als booglicht aangewend. „Het gloeilicht heeft door kleur en lichtsterkte der lampen „groote overeenkomst met de oudere gas- en petroleum-ver- „lichting en voldoet van dezen het meest aan de eischen, die „aan eene ideale verlichting te stellen zijn. „Deze eischen zijngelijkmatig rustig licht, geene veront reiniging of verwarming der lucht, geringst brandgevaar, ge makkelijk ontsteken en blusschen der lampen. „Wanneer de electrische energie met constante spanning in „de lampen wordt gevoerd, is de lichtsterkte volkomen gelijk matig. Door deze eigenschap is het gloeilicht voor bureaux, „ateliers, teekenscholen, kortom voor verlichting bij alle sub tiele werkzaamheden, voortreffelijk geschikt. „Door de gloeilampen kan verder geene verontreiniging der „lucht plaats vinden, omdat een verbrandingsproces niet op treedt, doch slechts een gloeien in een luchtdicht gesloten „glasballon. Deze eigenschap maakt het gloeilicht bij uitstek „geschikt voor verlichting van woon- of ziekenhuizen, restau raties, concertzalen en schouwburgen. Bij gebruik van gloei- „licht in winkels kan verder een bederven van stoffen, bloe men, spijzen, vleesch, enz. niet voorkomen, hetgeen bij gas- „licht niet steeds te vermijden is. „De gloeilamp geeft, in vergelijking met andere verlichtingen, „slechts zeer weinig warmte af, hetgeen bij verlichting van „alle lokalen, waar vele nienschen zich geruimen tijd ophou den, van onschatbare waarde is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 102