106 9 Maart 1907. ring van stroom voor de tractie der trams uit handen geven. Deze conclusie heeft bij ons als van zelf de vraag doen rijzen, of, zoo de heeren Prisse c.s. genegen mochten zijn de door hen gevraagde concessie te aanvaarden onder de voor waarde, dat ze gehouden zullen zijn den voor hunne trams benoodigden stroom tot een zeker minimum en een te voren te bepalen prijs uit de door de gemeente eventueel te stichten centrale te betrekken, de gemeente reeds thans tot de oprich ting eener centrale zoude moeten overgaan. Wij hebben het echter niet noodig geoordeeld dien heeren deze vraag te stellen, omdat, ook al ware ze door hen in bevestigenden zin beantwoord, wij niettemin geene vrijheid zouden gevonden hebben den raad tot het oprichten reeds thans van eene electrische centrale te adviseeren. Naar onze meening toch, zou ook bij aanneming der boven bedoelde voorwaarde de oprichting en exploitatie eener cen trale gedurende vele jaren van de gemeente zeer aanzienlijke financieele offers vergen. Alleen zeer gewichtige en dringende redenen zouden, naar onze meening, dergelijke groote offers kunnen rechtvaardigen. Redenen van dien aard bestaan er o. i. vooralsnog niet. Van eene behoefte aan of eenigermate dringende vraag naar electrisch licht is tot dusverre niet voldoende gebleken, even min als van behoefte aan of vraag naar beweegkracht voor de kleine industrie en huisnijverheid. Dat van de noodzakelijkheid of dringende wenschelijkheid tot vervanging der paarden door electrische tractie bij de trams in de gemeente zou zijn gebleken, kan evenmin met grond worden volgehouden. In aanmerking genomen het betrekkelijk beperkt aantal per sonen, hetwelk per tram vervoerd wordt een aantal hetwelk zijn uiterste grens, zooal niet geheel, dan toch stellig ten naaste bij bereikt heeft voorts de zeer geringe af standen, waarover het vervoer binnen de gemeente plaats heeft, afstanden, waarop de besparing van tijd door sneller vervoer van slechts luttele beteekenis is, mogen de bestaande trams gezegd worden in de behoefte van het vervoer binnen de gemeente op alleszins voldoende wijze te voorzien. Te eerder hebben we onder deze omstandigheden gemeend niet te moeten adviseeren tot het oprichten reeds thans eener electrische centrale, omdat van een besluit in den geest van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 106