108 9 Maart 1907. de regeling van de salarissen en de rangen van de politie. Spreker vraagt wanneer de toegezegde reorganisatie in be handeling zal kunnen komen. De voorzitter antwoordt hierop, dat de heer Van Dam indertijd op zich genomen had, naar Deventer te gaan, ten einde zich aldaar van den toestand van het politiekorps op de hoogte te stellen. Wegens zijne benoeming tot lid van gedepu teerde staten is dat bezoek echter achterwege moeten blijven. Spreker kan intusschen mededeelen, dat de zaak in onderzoek is en zoo spoedig mogelijk in behandeling zal worden gesteld. 23. De heer VISSERS vraagt alsnu, of het niet behoort tot het politietoezicht, dat schutftige honden, welke onbeheerd rondloopen, worden opgeruimd. Er loopcn er een paar in de stad rond, waarvan men veel last heeft. De voorzitter zegt, dat volgens de bestaande politie verordening hiertegen niets te doen is. De heer HEIJLAERTS wijst erop, dat de klacht algemeen is. Het is een ziekte, die volstrekt niet te genezen is, zooals spreker ook door een paardenarts verzekerd is. De aangetaste dieren infecteeren bovendien nog andere honden ook. Het leven is voor die dieren zelf eene marteling en meestal zijn ze nog onbeheerd. Spreker verzoekt derhalve, maatregelen te willen nemen, om die beesten van hunne ellende te bevrijden. De heer INGENHOUSZ meent, dat honden, welke onbeheerd rondloopen, door de politie kunnen worden opgepakt en afge maakt. Desnoods zou men de hulp kunnen inroepen van de vereeniging tot bescherming van dieren. De heer SASSEN meent, dat die beesten allemaal een thuis hebben. Eerst na elf uur 's avonds, als de honden dan nog onbeheerd rondloopen, kunnen ze door de politie worden op gepakt. Die beesten staan 's morgens voor de kar; daarna worden zij losgelaten en slenteren bij de slagers rond, hetgeen spreker zeer gevaarlijk acht. De heer INGENHOUSZ is van oordeel, dat de geleider van een hondenkar, die een dergelijk beest als trekdier bezigt, zou kunnen gestraft worden wegens dierenmishandeling.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 108