23 Maart 1907. 115 a. op den gekochten grond, in vereeniging met het perceel sectie A, no. 1756, geene bierhuizen of inrichtingen als bedoeld bij art. 2 der hinder wet op te richten b. binnen een jaar na de onderteekening der koop akte op den gekochten grond gebouwen te stich ten, waarvan de gevels aan de straatzijde geene mindere hoogte dan 8 M. boven het trottoir mo gen hebben dat, wanneer de kooper of zijne rechtverkrijgenden aan een der gestelde voorwaarden niet mochten voldoen, zij, na op hunne kosten in gebreke te zijn gesteld, voor eiken dag verzuim eene boete zullen verbeuren van een gulden, ten behoeve der gemeente dat de betaling der koopsom zal geschieden bij de onderteekening der koopakte ten kantore en tegen kwitantie van den gemeente-ontvanger; dat de kosten van zegel, leges, registratie, over schrijving in de openbare registers en alle andere, op de overeenkomst vallende, ten laste zijn van den kooper. 5. Prac-advies van burgemeester en wethouders op de adressen van jhr. E. H. Prisse c.s. en N. J. Beversen, in ver band met de vraag omtrent liet oprichten vanwege de ge meente eener electrische centrale, zijnde dit prae-advies in extenso opgenomen in de raadsnotulen van 9 Maart j. I. De voorzitter stelt de zaak aan de orde. De heer SASSEN zegt, dat het prae-advies is geëindigd met de woorden„Op deze gronden hebben wij de eer u voor te „stellen op al de in den aanhef dezes vermelde concessie- „aanvragen afwijzend te beschikken." Spreker gelooft, dat het wel niet de bedoeling zal zijn, alleen over de concessie-aanvragen te beschikken. Op de eerste plaats is toch aan de orde de oprichting eener electrische centrale en op de tweede plaats de concessie-aanvragen. De voorzitter wijst erop, dat het slot verband houdt- met de al- of niet-oprichting eener electrische centrale, op de gronden, die in het rapport zijn aangegeven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 115