118 23 Maart 1907. andere conclusie dan burgemeester en wethouders in hun prae-advies hebben uitgesproken. Voor al die redenen ont vangen we van burgemeester en wethouders geen ander ad vies dan, om uit angst voor dien stap in het donker, en onidat er in 4 a 5 jaren tijd wellicht verbeteringen in het electrisch bedrijf zullen zijn aangebracht, afwijzend op de concessie aanvragen te beschikken. Waarlijk, mijnheer de voorzitter, die laatste zinsnede van het prae-advies was voor mij, wellicht ook voor anderen, eene koude waterstraal; dat laatste zinnetje van het advies kwam me verbazend nuchter voor. Omdat wij zelf niet bij machte zijn iets te doen en te ver krijgen, wat we toch wel gaarne zouden zien en bezitten, zouden we maar met die zeer korte phrase la mort moeten uitspre ken over de zeer ernstige en voor de gemeente zoo belang rijke concessie-aanvrage van de heeren jhr. Prisse, Preis- werk en Schotel we zouden ons maar bij den ouden toe stand moeten houden en afwachten of er over 4 a 5 jaren iets beters is gevonden en of we dan zelf eene electrische centrale zullen kunnen oprichten. Maar, mijnheer de voorzitter, we kunnen thans die oprichting, ook naar mijne meening, niet verantwoorden, en over 4 a 5 jaren zal dit wel evenmin het geval zijn. Vier a vijf jaren zijn maar een oogenblik in de geschiedenis van het bescha- vings- en ontwikkelingsproces. Maar vier a vijfjaren zijn wel veel, wanneer zij vertegenwoordigen een tijdperk van stilstand. Vijf jaren van stilstand zijn even zooveel jaren van achteruitgang, en we zouden toch allen zoo graag het semper crescendo ook op onze gemeente van toepassing zien. Uit dit alles, mijnheer de voorzitter, kunt u wel opmaken, dat mijn slotzin geheel anders luidt dan die van het prae- advies, dat ik namelijk zou zeggen Waar wij niet bij machte zijn en het niet in 't belang van de gemeente kunnen achten om zelf eene electrische centrale op te richten, waar zich, zooals thans, ernstige aanvragers voordoen, om hier te kunnen ver krijgen een electrisch tramverkeer, een factor van vooruitgang, die vele andere grootere gemeenten ons zullen benijden, daar is het naar mijne meening een plicht voor ons, vertegenwoor digers van de gemeentenaren, om het belang der gemeente in het oog te houden en die concessie te verleenen onder nader vast te stellen voorwaarden, waarbij o.a. bedongen zou kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 118