13 April 1907.
141
't Is hier niet te doen om het geld, maar om hel feit, dat de
beker zal zijn een geschenk van de gemeente Breda en als
zoodanig ook zal gewaardeerd worden.
De militaire paardensport, welke in ons land nog ver ten
achter is bij andere landen, moet verbeterd worden. Spreker
is van oordeel dat eene stad als Breda, welke zooveel aan de
militairen te danken heeft, moet medewerken om een militair
belang, gelegen in de noodzakelijkheid van hel bevorderen
van springconcoursen, vooruit te helpen. De daarvoor te doene
uitgaaf zal met woekerrente aan Breda terugkomen.
De heer SASSEN wijst erop, dat het niet uitsluitend een
concours voor militairen is, maar dat ook landbouwpaarden
daaraan deelnemen.
De heer VAN MIERLO kan zich wel vereenigen met het
verzoek, te meer, daar ook Hare Majesteit de Koningin weer
zal voorgaan door het uitloven van eene prachtige rijzweep.
Spreker meent, dat de gemeente niet mag achterblijven.
De voorzitter betoogt, dat zoo'n concours ook groote
voordeelen voor de inwoners oplevert.
De heer HE1JLAERTS noemt het een spiering uitgooien om
een kabeljauw te vangen. Er komt bij zoo'n gelegenheid heel
wat geld in de stad, waarvan vele neringdoenden profijt hebben.
De voorzitter verklaart alnu het verzoek in stemming te
zullen brengen.
De heer SASSEN acht stemming overbodig, nu het blijkt,
dat geene andere leden er zich tegen verzetten.
Alleen verzoekt spreker aanteekening in de notulen, dat hij
tegen de inwilliging van het verzoek is.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten
den gevraagden zilveren beker voor het dit jaar te
houden concours beschikbaar te stellen.
10. Geloofsbrieven van het op 22 Maart j. 1. gekozen raads
lid voor district II, den heer P. A. F. de Bont.
De voorzitter stelt voor, deze stukken te stellen in han
den eener commissie van drie leden tot onderzoek en het doen
van verslag.