13 April 1907. 149 De heer 1NGENHOUSZ zegt, dat de raad de bevoegdheid heeft van den aangenomen regei af te wijken. Spreker hoort tot zijne verwondering, dat de heer wethouder Scheltus zich nog geene vaste opinie gevormd heeft. Zijn sprekers inlichtin gen juist, dan is er door het bestuur van de Groote Sociëteit eenigen tijd geleden reeds een verzoek gedaan aan burgemees ter en wethouders, op welk verzoek afwijzend is beschikt. Spreker wenscht derhalve te vernemen, of die inlichtingen juist zijn, en zoo ja, of dat adres dan niet een onderwerp van be spreking bij het dagelijksch bestuur heeft uitgemaakt. Er be staat dan bij burgemeester en wethouders toch wel eene vaste opinie over deze zaak. De voorzitter zegt, dat over dit adres nog geene be slissing is genomen. De lieer SCHELTUS bevestigt, dat eenigen tijd geleden een adres van het bestuur der Groote Sociëteit bij burgemeester en wethouders is ingekomen en dit college daarop eene beslis sing heeft genomen. Nu is er echter een nieuw verzoek ge daan. Misschien worden daarbij nieuwe gezichtspunten ge opend, zoodat spreker de zaak liever tot eene volgende ver gadering wenscht aan te houden. De heer SASSEN meent, dat er vroeger zelfs aanmerking is gemaakt op de behandeling van zaken, welke niet op de agenda zijn vermeld. Spreker is het volkomen eens met den heer Scheltus en ziet ook de noodzakelijkheid niet in, om het adres thans in behandeling te nemen. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten, om het betrokken verzoek tot de volgende vergade ring aan te houden. De heer TEYCHINÉ vraagt, of in de volgende vergadering dan tevens de opinie van burgemeester en wethouders over het verzoek zal worden kenbaar gemaakt. De voorzitter zegt, dat hieraan, zoo mogelijk, zal wor den gevolg gegeven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 149