4 Mei 1907.
157
catures in den raad zijn, eene eventueele benoeming van een
wethouder niet wettig zou kunnen zijn. Wel zeggen burge
meester en wethouders in hun voorstel, dat er thans geen
wettelijke bezwaren meer in den weg staan, doch dan wenschte
spreker wel te vernemen, welke bezwaren er vroeger in den
weg gestaan hebben.
De voorzitter antwoordt hierop, dat eerst de vacature
van den heer Van Dam moest zijn aangevuld, en dat bezwa
ren tegen de toelating van het nieuw gekozen raadslid hadden
kunnen bestaan, zooals vermaagschapping enz.
De heer REIGERSMAN is van oordeel, dat verschillende
leden in dwaling verkeeren, waar zij mcenen, dat geen wet
houder kan benoemd worden, tenzij in een voltalligen raad.
De wet zelf zegt het tegendeel. Wel bepaalt art. 79, dat de
wethouders door den raad uit zijn midden worden benoemd,
doch in art. 85 leest men, dat de tot wethouder benoemde,
die in de vergadering tegenwoordig is, binnen 24 uren en die
niet tegenwoordig is, binnen 3 dagen moet verklaren, of hij de
benoeming aanneemt. Daaruit blijkt duidelijk, dat de benoe
ming mag plaats hebben, al is de raad niet compleet.
De heer 1NGENHOUSZ wil toegeven, dat omtrent art. 79
twee lezingen kunnen bestaan: De eerste, dat men absoluut
raadslid moet zijn, om tot wethouder benoemd te kunnen wor
den en de andere, dat de benoeming moet geschieden uit een
voltalligen raad. Dit laatste wil niet zeggen, dat alle leden te
genwoordig moeten zijn, maar dat zij tegenwoordig moeten
kunnen zijn. Spreker meent dan ook, dat de huidige opvatting
van het bewuste artikel is, zooals zij door den heer Teychiné
is medegedeeld.
In die opinie staat spreker niet alleen. Hij heeft daarover
het gevoelen ingewonnen van den chef der afdeeling kiesrecht
te Amsterdam, die verzekerde, dat het niet aan twijfel onder
hevig was, of alleen dan kan een wethouder benoemd worden,
als de raad voltallig is. Hierbij moet gedacht worden aan
eene voltalligheid, waarbij elk raadslid aanwezig Aran zijn; niet
aan het geval, dat elk lid van den raad tegenwoordig is.
Spreker meent, dat art. 84 slechts een speciaal geval op het
oog heeft. Daarnaar wordt alleen de duur der zitting gere
geld. Maar art. 79 domineert alles. Daarin staat, dat de wet-