160
4 Mfj 1907.
De heer SASSEN vindt dit ook de beste oplossing der
kwestie.
De heer REIGERSMAN ziet er in 't geheel geen kwestie in,
ofschoon hij zich tegen aanhouding niet langer wil verzetten.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten
de benoeming aan te houden.
13. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming
van een ambtenaar van den burgerlijken stand in de plaats
van den heer mr. M. P. M. van Dam, die tot lid van gedepu
teerde staten is benoemd.
De voorzitter geeft in overweging deze benoeming, in
verband met het zooeven genomen besluit, eveneens aan te
houden.
Waartoe besloten wordt.
14. Prae-advies van burgemeesfer en wethouders op het
adres van het treinpersoneel der staatsspoorwegen alhier, met
betrekking tot de regeling van hun aanslag in den hoofdelijken
omslag dezer gemeente, luidende als volgt:
„Het treinpersoneel der staatsspoorwegen te Breda richtte
„aan uwe vergadering het verzoek, hunne \oonswijziging niet
„als loonsverhooging te berekenen bij hunnen aanslag in den
„hoofdelijken omslag der gemeente.
„Adressanten beweren, dat zij de vroegere vergoeding ge-
„noten voor reis- en verblijfkosten, doch dit is, aldus voorge
steld, niet het geval.
„Bij onderzoek is ons het volgende gebleken
„Tot in 1903 genoten de conducteurs uren- en premiegelden
„voor het op tijd doen aankomen van de treinen en voor
„verblijf buiten de standplaatsen. Die regeling werkte zeer
„onregelmatig. Uitteraard liep de vergoeding uiteen en genoot
„de een meer dan de ander.
„Kort daarop zijn al die gelden ingetrokken en is, in plaats
„daarvan, voor alle conducteurs verhooging van bezoldiging
„ingetreden, zoodat nu alle conducteurs meer vaste bezoldiging
„ontvangen dan vóór 1903.
„Waar alzoo thans geen uren- en premiegelden meer bestaan,
„treedt vanzelf het bedrag der bezoldiging geheel op den
„voorgrond en maakt dit den grondslag der heffing uit.