174
4 Mei 1907.
2. Door den heer REIGERSMAN wordt namens de com
missie, belast geweest met het onderzoek der rekening van
het pensioenfonds voor gemeente-ambtenaren en hunne wedu
wen en weezen over 1906, gerapporteerd, dat zij die rekening
heeft nagezien en met de bijlagen vergeleken en haar in orde
heeft bevonden, weshalve zij voorstelt, gemelde rekening goed
te keuren.
De voorzitter dankt de commissie en in het bijzonder
haren rapporteur voor het uitgebracht verslag en stelt voor,
overeenkomstig de conclusie daarvan, gemelde rekening goed
te keuren.
De heer ROMBOUTS geeft zijn verwondering erover te
kennen, dat de commissie niet het licht heeft laten vallen op
het te kort ad 13 99,975, dat de rekening heeft opgeleverd.
Hier komt de gemeente voor het geval te staan, dat zij het
ontbrekende moet bijpasssen en dat dit op den duur zou
kunnen leiden tot verhooging van de verschuldigde pensioens
bijdragen.
De heer REIGERSMAN zegt, dat de commissie wel degelijk
heeft opgemerkt, dat er een tekort is, doch zij heeft alleen tot
taak, de cijfers der rekening te controleeren en te vergelijken
met de bijlagen. Het lag dus niet op den weg der commissie,
ter voorziening in dit te kort, eenig voorstel te doen, ofschoon
spreker het ook niet ondienstig acht, dat hierop de aandacht
van den raad wordt gevestigd.
De voorzitter wijst erop, dat dit te kort een gevolg is
van de uittreding der leeraren van de hoogere burgerschool,
waardoor de pensioensbijdragen en de renten van belegde
kapitalen belangrijk minder zijn.
De heer SASSEN vraagt, of dit te kort door de gemeente
moet worden bijgepast, hetgeen door den v o o rjz i 11 e r be
vestigend wordt beantwoord.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten
gemelde rekening goed te keuren, hebbende de baten
van het fonds over 1906 bedragen 7645,12 en de
lasten 9045,095, zoodat de lasten de baten hebben
overtroffen met 139ö,973.