ONTWERP.
11 Mei 1907.
Tegenwoordig de heeren J. LIJDSMAN, L. A. M. VAN MIERLO,
J. A. J. W. VAN HAL, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L.
TEYCHINÉ, A. J. A. VERSCHRAAGE, inr. W. INGENHOUSZ,
mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, W. G. H. ROMBOUTS, A. P.
SCHELTUS, F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS, Ph. L.
JACOBY, J. W. J. VISSERS, P. A. F. DE BONT, W.J. SLECHT-
RIEM, L. J. STAAL, J. R. baron VAN KEPPEL, H. A. SASSEN
en E. H. A. GULJÉ, burgemeester, voorzitter.
Eéne vacature.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergadering van 4 Mei 1907
nog niet gedrukt zijn en stelt mitsdien voor, de vaststelling
daarvan tot eene volgende vergadering aan te houden.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Alsnu stelt de voorzitter aan de orde:
1. Benoeming van een wethouder.
De voorzitter wenschtallereersteenigemededeelingen te
doen, ook in verband met de berichten, welke daaromtrent in
de plaatselijke bladen zijn voorgekomen, als zou de benoeming
van een tijdelijken wethouder, zooals die onlangs heeft plaats
gehad, in strijd zijn niet de wet.
Art. 90 der gemeentewet luidtDe wethouder, die ongesteld
of afwezig is, of met de tijdelijke waarneming van het burge
meesterschap belast is, wordt, zoodra noodig, vervangen door
een ander lid van den raad door dezen te benoemen.
In de Gemeentestem no. 1285 wordt verwezen naar een ge
val, dat in eene vacature van wethouder niet overeenkomstig
de wet kon worden voorzien. De regeering gaf toen te ken
nen, dat de raad wel bevoegd was om ook buiten de gevallen
in art. 90 een wethouder te doen vervangen.
In de Gemeentestem no. 1379 wordt aangehaald eene missive