19 Januari 1907.
17
„Waar dit de leuze is, zouden wij bij invoering van verplichte
„schoolvergaderingen gaan medewerken om het gezag af te
„breken.
„Om al deze redenen hebben wij de eer U in ernstige over
weging te geven, op het bovenaangehaald verzoekschrift af
wijzend te beschikken."
De voorzitter stelt deze zaak aan de orde.
De heer JACOBY zegt, dat hem uit het prae-advies is ge
bleken, dat, wat de zaak zelve betreft, daarvoor veel sympathie
bestaat. Alleen tegen het verplichtend stellen van schoolver
gaderingen heeft men bezwaar, wijl hierdoor het gezag zou
worden ondermijnd.
Spreker begrijpt zeer goed, dat men eenigszins bevreesd is
voor de republikeinsche school, doch daar is geen sprake van.
Men wil enkel vergaderingen, om met het hoofd der school
samen te werken. Spreker ziet niet in, dat daardoor het ge
zag zou worden benadeeld. Ook voor den gemeenteraad zijn
verplichte vergaderingen voorgeschreven, doch daardoor wordt
het gezag van den burgemeester niet ondermijnd. Dat is met
het gezag samenwerken.
De tegenwoordige onderwijzers zijn niet meer de ondermees
ters, welke spreker in zijne jeugd gekend heeft. Het zijn thans
mannen, die eene heele studie achter den rug hebben, mannen,
in het bezit van dezelfde, soms nog meer bevoegdheden dan
het hoofd. Om nu te zeggen, dat het gezag ondermijnd wordt,
als de verplichting wordt gesteld, om met het hoofd der school
de belangen van het onderwijs te bespreken, onderschrijft
spreker niet. De onderwijzers moeten gezamenlijk met het hoofd
de belangen van het schoolkind behartigen. Wanneer nu de klas
se-onderwijzer zou meenen, dat zekere methode niet deugt,dan
kan hij daarover in de vergadering zijne zienswijze mededee-
len. Spreker zou het een zegen achten voor het schoolkind,
als door de onderwijzers met het hoofd besprekingen konden
worden gehouden over het beleid der school, de leermiddelen,
achterlijke leerlingen en hetgeen verder op het onderwijs be
trekking heeft. De klasse-onderwijzers moeten daarbij invloed
kunnen uitoefenen.