210 1 Juni 1907. zijn. Spreker wijst erop, dat het onderscheid in rang niet enkel gelegen is in het distinctief, maar dat het ook nood wendig moet gepaard gaan met verschil in bezoldiging. Spreker begrijpt dan ook niet, hoe men kan spreken van het behoud van rangen, als men daaraan niet tevens eene verhooging van salaris vastlegt. De heer VAN KEPPEL doet opmerken, dat volgens het voorstel van den heer Verschraage het geval zich zou kunnen voordoen, dat een agent 2de klasse meer salaris geniet dan een agent 1ste klasse. Die toestand is zeker niet gewenscht. De heer ROMBOUTS zegt, dat hij aanvankelijk was voor het laten vervallen der klassen. Na de duidelijke voorstellen van het hoofd van politie en de toelichtingen van den com missaris van politie is spreker van dit denkbeeld teruggekomen. De hoofdagenten zijn de controleurs van de subalterne agenten en de klassen zijn noodig, om op een gegeven oogenblik, wanneer 4 of 5 agenten zonder hoofdagent uitrukken, een chef te hebben. Na de duidelijke uiteenzetting, welke de commissaris van politie hieromtrent heeft gedaan, is spreker van meening veranderd. Wanneer men, met behoud van rangen, het verschil van wedde laat vervallen, dan zullen de agenten, die in een hoo- geren rang zijn geplaatst, al zeer spoedig om verhooging van salaris vragen. Men kan een chef niet gelijk stellen met een subaltern ambtenaar. Spreker vreest dan ook, dat eene gelijk stelling van wedde, met behoud van rangen, meer kwaad bloed zal zetten, dan wanneer het onderscheid in salaris blijft bestaan. Het bezwaar van den heer Van Keppel tegen het tijdstip van invoering deelt spreker niet. Bij de behandeling der be grooting was reeds een voorstel van den burgemeester inge komen, hetwelk toen is aangehouden. Evenwel is bij de onvoorziene uitgaven reeds met eene mogelijke verhooging in den loop des jaars rekening gehouden. De vertraging in de afdoening is buiten de schuld van de betrokkenen. Spreker acht zich dan ook verplicht, te stemmen tegen alle amende menten. De regeling, zooals die door burgemeester en wet houders is voorgesteld, acht spreker billijk en kan niet anders werken dan in het belang van het korps en van de gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 210