22 Juni 1907.
223
8. Geloofsbrieven van het op 28 Mei j.I. gekozen raadslid
voor district I, den heer A. A. A. Meeuwesen.
De voorzitter stelt voor, deze stukken te stellen in
handen eener commissie van drie leden tot onderzoek en het
doen van verslag.
Hiertoe besloten zijnde en nadat de raad zijn verlangen had
te kennen gegeven, dat deze commissieleden door den voor
zitter zullen worden aangewezen, worden door hem als
zoodanig benoemd de heeren Reigersman, Teychiné en Van
Mierlo.
Deze commissie, zich tot dat einde verwijderd hebbende,
wordt de vergadering voor eenige oogenblikken geschorst.
Het onderzoek afgeloopen zijnde en na heropening der ver
gadering, rapporteert de commissie, bij monde van den heer
Reigersman, dat zij de stukken heeft nagezien en in de ver-
eischte orde bevonden, weshalve zij voorstelt, den benoemde
toe te laten.
De voorzitter dankt de commissie en in 't bijzonder
haren rapporteur voor het gehouden onderzoek en uitgebracht
rapport en stelt voor, overeenkomstig de conclusie daarvan,
den heer A. A. A. Meeuwesen toe te laten als lid van den
gemeenteraad.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe beslo
ten, zullende van dit besluit aan de gedeputeerde
staten dezer provincie en den toegelatene worden
kennisgegeven en laatstgenoemde te bekwamer tijd
worden opgeroepen, om te worden beëedigd en zit
ting te nemen.
9. Schrijven van het gemeentebestuur van Ginneken c. a.,
d.d. 4 Juni 1907, no. 2958, daarbij in overweging gevende sub 3°
der voorwaarden, betreffende de overdracht van den weg in
den Zandberg, te doen luiden
„De gemeenten Breda en Ginneken en Bavel doen, ten behoeve
„der gemeente Teteringcn afstand van alle rechten, welke eerst-
„genoemde gemeenten op dien weg en de zijbermen mochten
„hebben".