19 Januari 1907. 23 De heer TEYCHINÉ kan zich evenmin vereenigen met het prae-advies van burgemeester en wethouders Spreker beprijpt niet, dat men concessie wil geven aan den heer Van Marle, zonder dat er eenige zekerheid bestaat, dat deze de lijn zal kunnen leggen en de concessie krijgen zal van den minister. Spreker is het erover eens, dat tramverbindingen voor de ge meente van het grootste belang zijn, doch het lijntje van den heer Van Marle kan niets geven. Alleen Terheijden zal wat passagiers vervoeren, doch Zevenbergschen Hoek is te ver ver wijderd van het tramstation en Zevenbergen zal dan al tweemaal aangesloten zijn met Breda. Eenmaal per spoor langs twee richtingen en verder met de tram van Willemstad over Klundert naar Zevenbergen en zoo over Leur naar Breda. Dat de heer Loder niet meer moeite heeft gedaan, is zeer begrijpelijk. Deze wil eerst afwachten, aan wien de concessie door het Rijk zal worden verleend. Spreker wil derhalve de zaak aanhouden, totdat hieromtrent later zal zijn beslist en anders in beginsel besluiten, dat de subsidie zal worden ver leend aan hem of haar, die de concessie van het Rijk verkrijgt. De heer VAN DAM betoogt, dat de zaak in de vorige ver gadering is aangehouden en teruggezonden naar burgemeester en wethouders, om te overwegen, welke aanvrage de beste waarborgen biedt voor Breda. Burgemeester en wethouders hebben advies gegeven, zooals gevraagd is. Er is dus geen sprake van partijstelling. Nog is erop gewezen, dat vroeger nooit eenige subsidie werd gegeven, doch vroeger is die niet aangevraagd. Er zijn verschillende maatschappijen, die geen subsidie verlangen, om vrij te blijven van de voorwaarden, die bij dergelijke gelegen heden gewoonlijk gesteld worden. Waarom zouden wij nu weer moeten wachten? Er zijn twee verzoeken, een van den heer Van Marle en een van den heer Loder. De vraag is nu, aan wien van beiden de subsidie en de concessie moet worden verleend. Het gaat toch niet aan om te wachten, totdat er nog eene derde aanvrage bijkomt. Had de raad dat gewild, dan had hij de beide adressen niet aan burgemeester en wethouders moe ten terugzenden. We hebben dus thans te oordelen over deze beide aanvragen en daarbij te overwegen, welke aanvrage voor de gemeente het meest voordeelig wordt geacht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 23