10 Auoustus 1907.
257
sterdamsche Bank aanwezig ter betaling van coupons en uit
gelote obligatiën ad 4336,25, overeenstemt met het hiervoor
genoemde kasgeld.
De voorzitter stelt voor, dit proces-verbaal voor kennis
geving aan te nemen.
Waartoe besloten wordt.
6. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, daarbij,
in verband met het aan den heer mr. M. P. M. van Dam bij
koninklijk besluit van 4 April 1907, no. 4, op diens verzoek,
verleend eervol ontslag als heemraad van het heemraadschap
van de Mark en Dintel, en onder overlegging van het betrek
kelijk schrijven van het heemraadschapsbestuur, voorstellende,
overeenkomstig art. 13, lid 3, van het heemraadschapsreglement,
eene voordracht van drie candidaten uit den raad te doen op
maken.
De voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan
en verzoekt den heeren Rombouts en Meeuwesen als stem-
opnemers te willen fungeeren.
Wordt overgegaan tot stemming voor den eersten
candidaat.
Er worden uitgebracht 16 stemmen, waarvan 8 op den heer
InqenHousz en 8 op den heer Staal.
Geene volstrekte meerderheid verkregen zijnde, wordt tot
eene tweede vrije stemming overgegaan, waarvan de uitslag
is, dat andermaal worden uitgebracht op de heeren IngenHousz
en Staal ieder 8 stemmen.
Daar ook thans geene volstrekte meerderheid verkregen is,
wordt overgegaan tot eene herstemming tusschen de beide
candidaten, die bij de tweede stemming de meeste stemmen
hebben erlangd, waarvan de uitslag is, dat worden uitgebracht
op de heeren IngenHousz en Staal ieder 7 stemmen.
De heeren IngenHousz en Staal hadden zich bij deze
stemming van medestemmen onthouden.
Aangezien alsnu de stemmen bij herstemming staken, moet
overeenkomstig art. 51 der gemeentewet het lot beslissen.