10 Augustus 1907. 271 De artikelen 91 en 94 bevatten eenzelfde bepaling, zoodat men dus wel degelijk moet aannemen, dat de bezwaren tijdens de verkiezing of stemming moeten wordèn ingebracht. Spreker zal verder niet in herhaling treden, doch wenscht enkel nog in het midden te brengen, dat hij geheel instemt met de scherpzinnige opmerking van den heer IngenHousz, dat de kieswet posterieur is aan de gemeentewet. En wat gedeputeerde staten betreft, is het alleen maar de vraag, welke bezwaren hier behandeld kunnen worden. Elk besluit van den raad kan worden gecasseerd. De heer JACOBY zegt, dat hij aanvankelijk ernstig van plan was, zich van deelneming aan de discussiën te onthouden. Spreker wenscht echter zijn gevoelen te doen kennen over art. 31 der gemeentewet. Daarin staat duidelijk, dat de raad de geschillen beslist, welke aangaande de geloofsbrieven en de verkiezing zelve oprijzenniet alleen dus over die, welke tijdens de stemming zijn opgerezen. De raad neemt eene be slissing en geeft daarvan kennis aan gedeputeerde staten. De raad oordeelt dus over de bezwaren, die aan hem zijn kenbaar gemaakt, onverschillig op welke wijze. De heer SASSEN wenscht er nog op te wijzen, dat de kies wet zeer terecht bepaalt, dat de bezwaren tijdens de stemming ingebracht, in het proces-verbaal moeten worden opgenomen, doch dat sluit geenszins de bevoegdheid uit, om ook later nog bezwaren in te brengen. De voorzitter verklaart alsnu de conclusie der commissie, strekkende tot toelating van de heeren Rombouts, Smits en De Bont, in stemming te zullen brengen. De heer SASSEN vraagt, of het enkel geldt eene beslissing te nemen over de toelating, waarop de voorzitter beves tigend antwoordt. Dit voorstel in stemming gebracht, wordt aangenomen met algemeene stemmen. Zoodat besloten is tot toelating van de heeren W. G. H. Rombouts, A. F. Smits en P. A. F. de Bont als leden van den gemeenteraad voor het 2de district.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 271