294 3 September 1907. 't Is bekend, dat reeds in de vergadering van !4 Juli des vorigen jaars, toen een :iiinimuni-Ioon en maxinniin-arbeidsduur werd vastgesteld, in beginsel tot loonsverhooging werd be sloten, doch in diezelfde vergadering werd door den toenmaligen voorzitter gezegd, dat een nader voorstel daaromtrent den raad zou bereiken. Thans echter wordt de raad eenvoudig gesteld voor een feit. Men kan over nagenoeg niets oordeelen. Enkel wordt een bepaald crediet gevraagd voor de verhoo ging van de loonen der gemeente-werklieden. Bij de behandeling der gemeente-begrooting voor het loo- pende dienstjaar werd besloten de inkomsten met 10 000,— te verhoogen voor eventueele verbetering van de wedden der politie-ambtenaren en verhooging van de arbeidsloonen der werklieden. Daarom bevreemdt het spreker, dat het dagelijksch bestuur thans voor den dag komt met een zeer incompleet voorstel, waarover het wellicht zelf niet voldoende kan oordeelen. Uit de stukken blijkt niet, dat er een gemeenschappelijk overleg heeft plaats gehad met de verschillende hoofden van takken van dienst, wat toch allereerst noodig zou geweest zijn. Spreker meent dan ook, dat burgemeester en wethouders ge handeld hebben onder den indruk van de vraag, door den heer Smits in de voorlaatste vergadering gedaan. Wanneer echter op die wijze haastig en zonder overleg wordt te werk gegaan, dan is het voor spreker moeielijk daaraan zijne goed keuring te verleenen. Er blijkt ook niet, dat alle werklieden der gemeente in die verhooging zullen deelen, zoodat spreker vreest, dat de nieuwe toestand ons niets verder brengen zal en tot onbillijkheden en rechtmatige klachten zal aanleiding geven. Ook de werktijden, welke met de loonregeling in het nauwste verband staan, worden niet geregeld. Spreker betreurt het derhalve zeer, dat zoo overhaastig wordt tewerk gegaan en moet er ernstig op aandringen, dat door burgemeester en wet houders vooraf een volledig advies aan den raad wordt aan geboden. Of heeft de raad met dat alles niets te maken? vraagt spreker. Maar dan moeten burgemeester en wethouders ook geen geld vragen. Daar, waar hel geldt eene zaak van zóó overwegend belang en waarmede de heele gemeente is gemoeid, kan spreker zijn stem aan dit voorstel niet geven, niettegen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 294