320 28 September 1907. De heer MEEUWESEN ziet niet in, dat zulke groote ingrij pende maatregelen daarvoor noodig zijn. De klokken, door den heer Van Keppel aangeduid, bevinden zich niet ver van elkander, zoodat het voor tal van ingezetenen ondoenlijk is, zich daarnaar te regelen. De voorzitter herhaalt zijn voorstel, om het schrijven der kamer van koophandel en fabrieken ter afdoening te ver zenden aan burgemeester en wethouders. Den heer BLOEMARTS komt het voor, dat het schrijven der kamer van koophandel en fabrieken bezwaarlijk ter afdoe ning aan burgemeester en wethouders kan worden gezonden. Spreker meent, dat de raad dient te beslissen, in hoever daartoe bijzondere uitgaven zullen worden gedaan. Daardoor toch zal een gemeente-werkman aan zijne gewone bezigheden moeten worden onttrokken. Bovendien zal nog de vraag overwogen dienen te worden, in hoever men een werkman aansprakelijk zal kunnen stellen, dat hij steeds op de minuut af den juisten tijd aangeeft. De heer MEEUWESEN erkent, dat de zaak niet van groot belang is, doch acht eene uitgaaf van enkele guldens niet te veel, nu er al zoovele duizenden worden uitgegeven voor het in orde brengen van het uurwerk. Er zijn tal van menschen, voor wie het niet slaan der klok een bepaald ongerief is. De heer SASSEN wenscht de zaak tot oplossing te brengen. Er zijn van weerszijden bezwaren. Daarom zou spreker een tusschenweg willen vinden door de klok 8 maal per dag te laten slaan. De heer REIGERSMAN meent, dat men de debatten wel zoolang zou kunnen rekken, totdat het uurwerk geheel gereed is. Spreker vindt het eene weinig belangrijke zaak, waar toch reeds zooveel openbare uurwerken zijn, die den juisten tijd aangeven. Daarom stelt spreker voor, de zaak te laten zooals zij is. De heer MEEUWESEN stelt voor aan het verzoek der kamer van koophandel en fabrieken gevolg te geven, en door het slaan der klok zooveel mogelijk den juisten tijd aan te geven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 320