340 26 Octóber 1907. „nenlandsche zaken bij brief van 26 November 1903, no. 968, „afdeeling Onderwijs „Gelet op art. 13 der wet van 9 Mei 1890 (Staatsblad no. 78), „tot regeling van de pensioenen der burgerlijke ambtenaren „Heeft besloten a. „te rekenen van 1 October 1907, den grondslag voor de „berekening van de bijdrage voor pensioen van den heer „dr. J. E. Couvée, als leeraar aan de hoogere burger school, nader vast te stellen op 1745,46; b. „te rekenen van 1 November 1907, den grondslag voor „de berekening van de bijdrage voor pensioen van den „heer E. E. Hartmann, leeraar aan de hoogere burger school, vast te stellen op 1880,—. „Afschrift van deze besluiten zal in tweevoud gezonden „worden aan de gedeputeerde staten van „Noord-Brabant." Zonder bedenking worden bedoelde ontwerp-be- sluiten goedgekeurd. 9. Adres van J. L. Bongers te Breda, d.d. 12 October 1907, verzoekende hem alsnog een wachtgeld te willen toekennen. De voorzitter stelt dit adres aan de orde. De heer HEIJLAERTS wenscht wel eene lans te breken voor adressant, die door de opheffing der schutterij buiten be trekking is geraakt. Zoolang Bongers in functie was, heeft hij steeds trouw zijn plicht vervuld, zelf meer dan zijn plicht. Ook in zijn maatschappelijk leven mag hij gekend worden en is hij iemand, die met zijn huishouden als oppassend bekend staat. Nadat het bekend was, dat de schutterij zou worden opge heven, heeft hij herhaaldelijk naar verschillende betrekkingen gesolliciteerd, hetgeen echter steeds mislukt is. Daarop is hem eene betrekking aangeboden bij de gasfabriek. De man heeft echter nog een zaakje thuis en bovendien een gezin met 8 kinderen. Nu vermeende hij, dat hij, door het aannemen dier betrekking, zijn zaakje zou moeten laten varen. Ook werd hem voorgespiegeld, dat hij misschien wel bode zou worden. Dat alles is oorzaak, dat hij niet direct is ingegaan op de aangeboden betrekking bij de gasfabriek.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 340