26 October 1907.
361
In diezelfde vergadering werd door uwen raad uit zijn mid
den eene commissie benoemd, bestaande uit de heeren H. A.
Sassen, A. J. A. Verschraaqe, mr. W. InoenHousz en J. R.
baron van Keppel, tot wier voorzitter, ter uitvoering van dat
zelfde raadsbesluit, door het dagelijksch bestuur het lid van
dat college mr. P. Bloemarts werd aangewezen, welke com
missie van uwen raad de opdracht ontving met de concessio
narissen in overleg te treden ten aanzien dier nader vast te
stellen voorwaarden.
De commissie kwam voor het eerst bijeen 12 April 1907,
ten einde met de vervulling der haar opgedragen taak een aan
vang te maken.
In overleg met het dagelijksch bestuur en den heer gemeen
te-secretaris, noodigde de commissie den heer Van Son, hoofd
commies ter gemeente-secretarie, uit de functie van secretaris
der commissie op zich te nemen.
Bereidwillig gaf de heer Van Son aan die uitnoodiging ge
hoor.
Een woord van lof over de wijze, waarop de heer van Son
zijne functiën als secretaris der commissie vervulde en deze
in hare werkzaamheden ter zijde stond, wil de commissie in
dit rapport niet achterwege laten.
In de vergadering van 12 April 1907 werden nu aller
eerst besproken de hoofdvoorwaarden, die, naar het oordeel
der commissie, aan de concessie behoorden te worden verbonden.
Naar aanleiding van eene mededeeling van burgemeester en
wethouders, dat de concessionarissen hun den 2. April 1907
hadden bericht, in overleg met den heer Schotel, ingenieur
te Rotterdam, een concept der voorwaarden, waarop zij de
concessie wilden aanvaarden, te zullen opmaken en aan bur
gemeester en wethouders te zullen doen toekomen, werd voorts
door de commissie besloten, inmiddels de aangelegenheid in
gezette studie te nemen, mede door kennis te nemen van de
voorwaarden, waarop in andere gemeenten, o. a. Rotterdam en
's-Gravenhage, de concessiën voor de electrische trams waren
verleend.
Nadat een door de concessionarissen opgemaakt en door
hen den 25. Mei 1907 aan burgemeester en wethouders inge
zonden concept bij de commissie was ingekomen en bij de
leden had gecirculeerd, vergaderde de commissie achtereen
volgens 13, 17 en 21 Juni en 4 Juli 1907.