362
26 October 1907.
Den 8. Juli 1907 werden de concept-voorwaarden, voorzien
van de wijzigingen en aanvullingen, die der commissie nood
zakelijk of wenschelijk waren voorgekomen, aan de conces
sionarissen teruggezonden en deze uitgenoodigd enkele punten,
waaromtrent de commissie inlichtingen wenschelijk achtte, met
haar te komen bespreken.
Daar den concessionarissen tijd en gelegenheid daartoe op
een vroeger tijdstip ontbrak, had die bespreking eerst plaats
op den 7. September 1907.
Op die bijeenkomst werd tusschcn concessionarissen en uwe
commissie volkomen overeenstemming verkregen omtrent de
aan de concessie te verbinden voorwaarden.
Dientengevolge werden deze, nadat er omtrent de definitieve
redactie nog eenige schriftelijke gedachtenwisselingen hadden
plaats gehad, vastgesteld, zooals ze uwen raad thans hierbij
worden aangeboden.
Uwe commissie meent niet onvermeld te mogen laten, dat
zij van de zijde van heeren concessionarissen eene zeer
tegemoetkomende houding heeft mogen ondervinden en dat
concessionarissen van den aanvang af blijk gegeven hebben
speciaal rekening te willen houden met de bezwaren, die door
het dagelijksch bestuur dezer gemeente in zijn prae-advies en
bij de mondelinge behandeling der concessieaanvrage in den
raad tegen het verleenen der concessie zijn aangevoerd.
Daaraan dankt de commissie het, dat het haar gelukt is,
naar zij meent, door de concessievoorwaarden die bezwaren
weg te nemen of te ondervangen en wel door de bepalingen,
dat de centrale binnen de gemeente moet worden opgericht,
dat die centrale vanaf het jaar 1913 te allen tijde zal kunnen
worden genaast en dat na die naasting de concessionarissen
verplicht zijn den electrischen stroom voor hun tramnet uit
de gemeentelijke centrale te betrekken.
Artikel 32 opent voorts de mogelijkheid om, zonderdat de
gemeente daardoor financieele schade behoeft te lijden, in de
behoefte van ingezetenen aan electriciteit voor licht en be
weegkracht reeds vóór het jaar 1913 te voorzien.
Den concessionarissen de verplichting tot levering van elec
triciteit aan de ingezetenen op te leggen, zoodra de raad of
burgemeester en wethouders zulks zouden noodig achten, is
der commissie niet wenschelijk voorgekomen.
Zij heeft gemeend niet uit het oog te mogen verliezen, dat