26 October 1907.
363
het doel, waarmede de raad de concessie heeft verleend, was,
de verkrijging van electrische trams ter vervanging van de
bestaande paardentrams. De bereiking van dat doel mocht
naar het oordeel der commissie niet in gevaar worden gebracht
door het opleggen aan de concessionarissen van verplichtingen,
waarvan de allicht zeer gewichtige financieele gevolgen door
hen thans niet of niet in hun vollen omvang konden worden
overzien.
Ten aanzien van den duur der concessie kwam het uwer
commissie wenschelijk voor, het einde der concessie vast te
stellen op 4 Augustus 1943, op welk tijdstip mede eindigt
de concessie verleend aan de Zuid-Nederlandsche stoomtram
weg-maatschappij.
Voor het overige vereischen de woorwaarden, naar de com
missie meent, geene speciale toelichting.
De commissie meent wel te doen uwen raad niet te verzwij
gen, dat zij niet verzuimd heeft, ten aanzien der vele technische
vragen, die onder het oog moesten worden gezien en ter sprake
kwamen, zich door deskundigen, zoowel in als buiten de ge
meente, te doen voorlichten.
Mitsdien heeft de commissie de eer uwen raad te adviseeren
en in overweging te geven de voorwaarden, zooals die door
haar in overleg met de concessionarissen zijn ontworpen en
waarop deze bereid zijn de verleende concessie te aanvaarden,
goed te keuren en vast te stellen.
Aldus vastgesteld 25 October 1907 en gerap
porteerd in de vergadering van den raad van 26
October 1907.
De commissie voornoemd:
(get.) P. BLOEMARTS, voorzitter,
(get.) A. J. A. VERSCHRAAOE.
(get.) J. R. VAN KEPPEL.
(get.) H. SASSEN.
(get.) W. INGENHOUSZ.
De heer BLOEMARTS voegt hier nog aan toe, dat de
ontwerp-concessievoorwaarden, met toestemming van burge
meester en wethouders, bereids zijn gedrukt, zoodat een
exemplaar daarvan aan ieder der leden kan worden uitgereikt.