23 November 1907.
369
,,den betrokken tak van dienst, door trouw en ijver, door eer
lijkheid en toewijding waardig zijn, bij vijf en twintigjarigen
„onafgebroken dienst eene gratificatie van 25,— met diploma
„toe te kennen, met dien verstande, dat deze regeling enkel
„geldt voor de thans in gemeentedienst zijnde werklieden en
„het uitkeeren der toegekende geldsom niet in den zomer maar
„eerst tegen den winter, b. v. in de maand November, plaats
„hebbe.
„Voor dit jaar zal eene som van 150,— voldoende zijn,
„welke som u moge goedvinden, te brengen ten laste der ge-
„meente-begrooting 1907."
De voorzitter vraagt of de raad zich met dit voorstel
kan vereenigen.
De heer VAN KEFPEL, vraagt, wat de bedoeling is, met de
voorgestelde regeling, dat deze enkel geldt voor de thans in
dienst zijnde werklieden. Worden daardoor uitgesloten de
werklieden, die in de toekomst in gemeentedienst komen
De voorzitter antwoordt hierop, dat die bepaling alleen
is gemaakt, om te doen uitkomen, dat aan het voorstel geen
terugwerkende kracht wordt toegekend, zoodat reeds ontslagen
en gepensionneerde werklieden daarin niet kunnen deelen.
De heer VAN KEPPEL meent, dat het voorstel dan beter
geformuleerd zal dienen te worden.
De heer REIGERSMAN juicht het voorstel toe. Spreker kan
er zich echter niet mede vereenigen, om de gratificatie alleen
uit te keeren in de maand November. Blijkbaar is dit voorstel
gedaan met een philantropisch doel, doch spreker vindt het
eigenaardiger, indien de uitkeering plaats heeft op den jubilédag
zelf.
De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders
op dit idéé zijn gekomen, naar aanleiding van het feit, dat ook
de maatschappij van nijverheid éénmaal 's jaars aan werklie
den, die 25 jaar of langer in dienst bij denzelfden patroon zijn
geweest, een eereblijk toekent. De maand November is geko
zen met het oog op de wintermaanden, waardoor dan een
tweeledig doel bereikt wordt.