384
14 December 1907.
Ik bepaal me dus bij deze begrooting, waarbij een nieuwe
leehing wordt voorgesteld van 65 925,—, en dit legt aan
den raad den plicht op eens na te gaan, welke werken door
burgemeester en wethouders worden voorgesteld, om deze
met de opbrengst dier leening te dekken.
Vooropgesteld mag worden, dat burgemeester en wethouders
erkennen, althans niet betwisten, dat volgens besluit van 25
September 1901 de kosten van onderhoud van gemeente-
eigendommen niet mogen worden bestreden uit de opbrengst
eener geldteening.
Bij de opgaaf van burgemeester en wethouders vinden we
vooreerst een bedrag van 8802,54 l/s tot dekking van het
kwaad slot der rekening over 1906.
Ik heb daareven gezegd, mijnheer de voorzitter, dat ik
niet in retrospectieve beschouwingen wil treden, anders zou
het misschien de moeite waard zijn eens te onderzoeken of
dit kwaad slot wel veroorzaakt is door openbare werken, die
niet behooren tot het gewoon onderhoud.
Maar zeker is dat niet het geval met eenige van de verder
volgende posten.
Bij de 58198,—die voor openbare werken worden uitge
trokken, vind ik ten minste heel wat, dat, naar mijne bescheiden
meening, tot onderhoudswerk behoort, o.a.
het vernieuwen rioleering Haagdijk 1 329,—
bestrating Boschstraat - 3 515,—
verbeteren Oude Vest3 299,—
Nieuwstraal - 2 000,—
vernieuwen gasleiding Zoutstraat9 500,—
stoomluchtpomp G.R. - 3 000,—
Samen 22 643,—
Al deze werken moeten m.i. tot onderhoud gerekend
worden.
Om dit duidelijk te maken, wil ik vooraf wijzen op het
verkeerd gebruik, dat gemaakt wordt van de woorden gewoon
onderhoud en vernieuwing.
Wanneer b.v. in eene school een gat in een vloer is, en
men zet daar eene nieuwe plank in, dan is dat onderhoud,
en als nu alle planken zoo slecht zijn, dat het verstandiger
is in eens een heele nieuwen vloer te leggen, dan is dat nog
onderhoud, al spreekt men dan ook van een nieuwen vloer of
van eene vernieuwing in abstracten zin.