14 December 1907. 387 en wethouders wordt voorgesteld, en dus de schuld weer met ƒ30000,— te vergrooten en dat voor werken, die niet op de toe komst mogen worden gebracht, ik voor mij vind daar geen vrijheid toe en behoud mij voor bij de behandeling der des betreffende posten voor tc stellen, die öf uit te stellen of uit de gewone middelen te dekken. Eene soortgelijke vraag, mijnheer de voorzitter, deed zich onlangs voor in den gemeenteraad van 's-Gravenhage, waar ook geargumenteerd werd, dat de gemeente niet teenen mag voor artikelen (of werken), die dienen om van hel materieel gebruik ie maken en waarbij door vele leden erkend werd, dat met inachtneming van dien regel de begrootingen van volgende jaren er spoedig anders en beter zouden gaan uit zien, en ik ben overtuigd, dat het ook hier van het uiterste gewicht is, de financiën der gemeente in een beter spoor te leiden en een vast stelsel krachtig te handhaven. De heer SASSEN zegt, dat hij door omstandigheden, onaf hankelijk van zijn wil, niet in de gelegenheid is geweest, de afdeelings-vergadering bij te wonen, weshalve hij thans zijne meening over deze zaak in het midden wenscht te brengen. En dan wil spreker er al aanstonds op wijzen, dat het in het antwoord van burgemeester en wethouders zijne bijzondere aan dacht heeft getrokken, dat de schuldenlast der gemeente in de laatste 10 jaar slechts niet ƒ92 000,is toegenomen. Sinds dien is het eindcijfer der begrooting echter ook met 266 000,— geklom men; een bewijs, dat men te grootsteedsch is te werk gegaan. De cijfers van 1897 met die van thans nader beschouwende, blijkt daaruit, dat de uitgaven van hoofdstuk III (wegen, wer ken en inrinrichtingen) in 1897 bedroegen 189 415,65, thans 331767,42, meer alzoo 142 351,77, Verder vindt spreker onder hoofdstuk V (renten en aflossingen) in 1897 85 853,—, en thans 108 277,—, alzoo meer 22 424,—. Al dat meerdere moet worden opgebracht. Dat onschuldig cijfer van ƒ92 000,— valt weg, als men rekening houdt met het geheel. Spreker gaat dan ook voor eeti groot gedeelte mede met hetgeen door den vorigen spreker is gezegd en meent, dat we op weg zijn, om de financiën in den war te sturen. Het vorig jaar is nog eene leening aangegaan van ƒ50 000, Deze strekte ook tot dekking van gewone uitgavenzelfs was daaronder 17000,— begrepen voor kasgeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 387