14 December 1907.
389
Wat betreft de verharding van den Weerijssingel en den
aanleg van nieuwe wegen op het bouwblok achter de St.
Annakerk, daarvoor is van het rijk pas 12 000,— ontvangen.
Uit die som behoort dus de aanleg van bedoelde wegen te
worden gekweten, zoodat daarvoor niet geleend behoeft te
worden. Om die reden is de post gesplitst.
In antwoord op de bezwaren van den heer Sassen, wenscht
spreker eene vergelijking te maken met Den Bosch. Daar is
in 10 jaar tijds voor een millioen geleend. Van Tilburg, waar
alles zoo keurig in orde heet te zijn, is gebleken, dat daar het
zelfde systeem wordt gevolgd als hier. Ook daar wordt voor
den aanleg van nieuwe buizen geleend. De gasfabriek staat
daar te boek voor een schuldenlast van 475 000,— en het
volgend jaar moet er nog 400 000,— bij geleend worden.
Er is maar één middel om niet te leenen en den hoofdelijken
omslag niet te verhoogen en dat is niets doen.
De heer MEEUWESEN beschouwt elke verhooging van den
hoofdelijken omslag als eene ramp voor Breda. Door den
heer Sassen is erop gewezen, dat deze in de laatste 10 jaar
met 50 000,— is verhoogd, zoodat het noodig is daaraan
paal en perk te stellen.
De raad heeft te besturen de huishouding der gemeente,
evenals een goed huisvader. Het gaat daarom niet aan, om
maar steeds te leenen voor luxe-uitgaven. Als die moeten
gevonden worden door verhooging van den hoofdelijken
omslag, dan is het maar beter om niets te doen. Hetzelfde
geldt voor de vernieuwing van straten.
Eene betere regeling in de financiën, in den geest, zooals
door de heeren Van Keppel en Sassen is aangegeven, acht
spreker dan ook zeer gewenscht, terwijl hij zich zal verzetten
tegen elke luxe-uitgaaf.
De heer ROMBOUTS heeft zich de moeite gegeven, om
deze begrooting eens met aandacht te bekijken. Wat is nu
de zaak
Vergelijkt men de rekening van 1897 met de begrooting van
1908, dan blijkt daaruit, dat het werkelijk te kort voor het
openbaar onderwijs is vermeerderd met ƒ36 000,—. Dit bedrag
staat gelijk met 1 °/o van den hoofdelijken omslag. Bedroeg het
percentage in 1897 2,10 °/o, thans zal dit tot 3,25 °/o moeten
stijgen; hierin zit dus in hootdzaak de stijging onzer uitgaven.