398 14 December 1907. Dorst is geweest, om de werken in oogenschouw te nemen. Om nu te zeggen, dat zij er niets van wisten, vindt spreker bespottelijk. De heer SASSEN wijst erop, dat door hem bedoeld is het ten vorigen jare geplaatste gebouw op het terrein der waterlei ding. Dat nieuwe gebouw is niet bezichtigd. De heele zaak is overgelaten aan de betrokken ambtenaren. Spreker beschouwt de verdeeling van werkzaamheden van het grootste gemak voor de wethouders. Zij kunnen zich dan inwerken in de hun opgedragen taak. Het is vooral van belang, dat er controle plaats heeft, hetgeen gevoegelijker kan geschieden, als er een aparte wethouder is voor iederen tak van dienst. De taak van burgemeester en wethouders wordt er door vergemakkelijkt. Ook is het niet noodig, dat de wethouders specialiteiten zijn in het vak, waarvoor zij zijn aangewezen. Spreker meent dan ook de motie te moeten handhaven en acht het wenschelijk, dat er eene beslissing genomen wordt. Eenig wantrouwen tegenover het dagelijksch bestuur is er niet in gelegen, want de motie laat het college geheel vrij. Zij spreekt alleen de wensehelijkheid uit, om de zaak in overweging te nemen. De voorzitter zegt, dat het bezwaar niet zoozeer gelegen is in het gemis aan specialiteiten, maar dat, bij eene verdeeling van functiën, het practische toch hierop neerkomt, dat de ver antwoordelijkheid op één wethouder komt te rusten. De anderen verliezen hun verantwoordelijkheidsgevoel voor die takken van dienst, waarvoor zij niet speciaal zijn aange wezen. Thans roepen burgemeester en wethouders herhaaldelijk den steun in van de commissiën van bijstand, hetgeen zeer goed werkt. De heer VERSCHRAAQE geeft den heer Van Keppel in overweging zijne motie in te trekken, wijl het toch slechts bij een wensch kan blijven. De heer SCHELTUS wenscht eveneens, doch op een anderen grond, den heer Van Keppel in overweging te geven zijne motie in te trekken, en wel op grond, dat er in het college twee leden zijn, die nog niet volkomen op de hoogte zijn van de werkzaamheden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 398