404 14 December 1907. vernomen, dat het nog met eenige duizenden zou worden overschreden. Hij hoopt, dat dit niet het geval zal zijn en wil den loop der zaak afwachten. De voorzitter zegt, dat er misschien nog wel wat zal overblijven. Dat zal afhangen van omstandigheden. De heer REIGERSMAN vraagt, wanneer het werk gereed zal zijn. Spreker meent, dat het op 1 October j.l. had opgele verd moeten worden. De voorzitter antwoordt hierop, dat burgemeester en wethouders na de laatstgehouden raadsvergadering een onder houd hebben gehad met den heer Addicks. De trommel is bij het gieten gebroken, zoodat het werk, op zijn vroegst, niet vóór 1 Maart a.s. zal kunnen opgeleverd worden. Er bestaat echter eene boetebepaling voor te late oplevering. Hierop wordt de betrokken post goedgekeurd. Volgnummer 113, art. 3. „In ééne afdeeling wenscht één der leden een memoriepost te „zien aangenomen voor eene nieuwe zweminrichting en bad plaats." Antwoord: „Burgemeester en wethouders zijn van oordeel, dat geen ge- „schikt terrein binnen het grondgebied der gemeente voor eene „zweminrichting en badplaats is aan te wijzen." De heer MEEUWESEN meent, dat dit punt wel eenige nadere toelichting vereischt. De gemeente doet al het mogelijke om vreemdelingen te trekken en is dus in de eerste plaats ver plicht ook te zorgen voor eene behoorlijke zweminrichting. Zelfs in veel kleinere plaatsen vindt men dergelijke inrich tingen. Het doet er niet toe, of binnen de grenslijn van Breda een geschikt terrein te vinden is. Dat is slechts eene denkbeeldige lijn. De begraafplaats ligt ook wel buiten het grondgebied der gemeente. Spreker meent, dat de Aa of Weerijs voor het maken van zoodanige inrichting in aanmerking zou kunnen komen. Dat is een maagdelijk riviertje. De Mark daarentegen wordt veront reinigd door Ginneken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 404