14 Dfxeaiber 1907.
437
„de gasfabriek. En ook deze som is begrepen in de afgeloste
„schuld der gasfabriek aan de gemeente.
„Het plaatsen van een gasmeter bij elk straatlicht kan, dunkt
„ons, in redelijkheid ook de heer Meeuwesen niet wenschen.
„De uitgaaf zou te groot zijn tegenover het nut en het voor
deel ervan.
„De oorzaak van het tegenover andere gemeenten minder
„gunstige resultaat der distillatie is reeds vermeld in ons ant
woord op de vroeger door den heer Van Keppel gestelde
„vragen. De publieke verlichting in 1906 was, voor wat het
„gasverbruik betreft, reeds gunstiger.
„Ons is onbekend, dat een bezoek aan de gasfabriek alhier heeft
„plaats gehad door de directie der gasfabriek te 's-Boscli. Wij
„moeten dit dus aannemen als ecne onwillekeurige vergissing-
„Mocht door gedeputeerde staten van Noord-Brabant ooit
„worden toegestaan, dat een reserve-kapitaal kan worden ge-
„vormd, dan zal de gemeenteraad daartoe kunnen besluiten.
„Echter zij opgemerkt, dat alsdan met het bedrag, dat tot vor-
„ming van zulk een kapitaal wordt gebezigd, de hoofdelijke
„omslag zal moeten verhoogd worden".
De heer MEEUWESEN zegt het volgende
Mijnheer de voorzitter, ten aanzien van punt 118, uitgaven der
gasfabriek, wensch ik mijne nota, welke de eer genoot, afzon
derlijk door burgemeester en wethouders in hunne memorie
van antwoord te worden behandeld, nader toe te lichten.
Burgemeester en wethouders hebben het mij gemakkelijk
gemaakt en hoewei zij tot de door hen overigens niet verde
digde conclusie komen, dat eene verbetering van administratie
der gemeentebedrijven onnoodig is, hebben zij èn door
gedeeltelijke instemming èn gedeeltelijk onbeantwoord laten
van mijn betoog, daaraan, althans voor het grootste gedeelte,
hunne goedkeuring gehecht. Immers, waar burgemeester en
wethouders mij op zeer ondergeschikte punten, als het al of
niet bezoeken van de Bredasche gasfabriek door een lid der
directie der 's-Bossche gasfabriek, hetgeen zooals ik vernam
de boekhouder zoude geweest zijn, van repliek dienen, daar
kan ik toch zeker aannemen, dat punten van veel gewichtiger
aard, in mijne nota vermeld en niet bestreden, door burgemeester
en wethouders worden beaamd. En ik constateer daaruit dan