14 December 1907.
445
door mij bedoelde werk le benoemen", waar het administra
tiestelsel der Bredasche gemeentebedrijven door nagenoeg alle
Nederlandsche steden van eenige beteekenis is verlaten. Ik
doe daarom nog een beroep op burgemeester en wethouders
om hierin hunne medewerking te verleenen en hoop, dat in
dezen raad eene meerderheid zal gevonden worden, welke mijn
voorstel, dat ik ten stelligste blijf handhaven, zal goedkeuren.
De heer DE BONT zegt, dat hij ongeveer 14 dagen na de
afdeelingsvergaderingen de nota van den geer Meeuwesen
ontving en daarin tot zijne verbazing zag, dat twee punten,
door den heer Meeuwesen aangehaald om aan te toonen, dat
de administratie der gasfabriek niet goed is, juist dezelfde zijn,
als in het rapport zijn opgenomen en door spreker in de af-
deelingsvergadering ter tafel gebracht.
Spreker vindt het niet aardig van den heer Meeuwesen, om
met een anders veeren te pronken en had zeker verwacht,
dat deze in zijne gedrukte nota sprekers naam zou genoemd
hebben, als den vinder van die fouten.
In het antwoord van burgemeester en wethouders leest spre
ker: „Er bestaat eene welingerichte commercieele boekhouding
en deze wordt met nauwkeurigheid gevoerd en gecontroleerd."
Hierop geeft spreker ten antwoord, dat er geen goede boek
houding bestaat, dat deze zeer onnauwkeurig wordt gevoerd
en slecht gecontroleerd. Hoe kon er anders eene fout worden
gemaakt van f 3600,—, die door geen enkel lid der gascom-
missie is opgemerkt, die ook in 1906 is gemaakt en toen niet
aan het licht gekomen is.
Spreker ziet in het gemeenteverslag van het jaar 1906 op
folio 285 bij ontvangsten gas 38 380 M3. muntgas ad 3lk cent,
maakt 1343,30. Maar in datzelfde verslag van 1906 op folio
291 in de exploitatie-rekening muntgas zijn die 38 380 M3. munt
gas berekend ad 7l/a cent, met een bedrag van 2878,50, dus
1535,20 meer. Waar is dat bedrag verantwoord?
Spreker acht het van groot belang voor de gemeente, dat
een bedrag van 500,— op de begrooting worde uitgetrokken
voor een accountant, die de administratie van gasfabriek en
waterleiding jaarlijks controleert en daarover verslag uitbrengt.
De heer VAN KEPPEL zal niet in becijferingen treden, doch
wil toch doen opmerken, dat door den heer Meeuwesen niets
meer gevraagd wordt dan een bedrag van 500,— voor de