14 December 1907. 457 groeien. Spreker is derhalve van oordeel, dat deze zaak aan leiding zou kunnen geven tot eene goede bron van inkomsten voor de gemeente. De voorzitter antwoordt hierop, dat in 1902 door eene commissie uit den raad van Den Haag deze zaak is onderzocht en deze daarover, in een lijvig boek, rapport heeft uitgebracht. De conclusie van dat rapport was, dat de commissie er geen heil in zag, zoolang het assurantiewezen volgens de wet niet als gemeentebedrijf kon worden ingericht. Men heeft zich toen tot de regeering gewend tot het bekomen van wetswijziging, doch die wijziging is tot dusver niet gevolgd. Waar bovendien in het assurantievak zulke enorme concur rentie bestaat, zal de premie zóó laag gesteld moeten worden, dat het behalen van winst is uitgesloten. De heer MEEUWESEN vreest de concurrentie niet en meent er nogmaals op te moeten wijzen, dat de maatschappijen groote voordeelen behalen. Te Maastricht zal men dan toch ook tegen de wet ingaan. Spreker wil er niet verder op aan dringen, ofschoon hij er werkelijk eene bron van inkomsten in ziet. De voorzitter zegt, dat de winsten der maatschappijen voortspruiten uit de groote reservefondsen, die zij gevormd hebben. De preniiën leveren tegenwoordig geen winst meer op. Hierop wordt de post goedgekeurd. Volgnummer 152, art. 15a. „In ééne afdeeling wordt in overweging genomen dezen „post te verhoogen met het oog op de nieuwbenoemde leeraren „aan de burgeravondschool." Antwoord: „Voor meerdere kosten van de burgeravondschool tengevolge „van de reorganisatie, is op de begrooting reeds een bedrag „van f 500,— uitgetrokken. (Zie memorie van toelichting)." De post wordt goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1907 | | pagina 457