16 Februari 1907.
71
Spreker is tegen het voorstel om principieele redenen, daar
hij meent, dat het niet is in het belang van den werkman. De
arbeid is eene zaak van vraag en aanbod. Spreker weet wel,
dat hij hiermede een oud beginsel voor den dag haalt, doch
hij blijft er toch aan vasthouden.
Voor de gemeente, die slechts weinig openbare werken uit
te voeren heeft, zal deze regeling weinig geven.
Iets anders zou het zijn, als bij de gemeente minder loon
werd uitbetaald dan bij andere werken. De vraag om mini
mumloon komt dus eenvoudig neer op verhooging, doch de
kwestie van hooger of lager loon Iaat zich niet regelen. Het
loon zal zich regelen naar het meerder of minder werk en dan
zullen de werklieden de eersten zijn, om deze regeling te be
treuren.
Spreker heeft dit alleen willen te kennen geven, om zijne
houding in deze te rechtvaardigen. -
De heer ROMBOUTS doet opmerken, dat de beginselkwestie
reeds vroeger is beslist. Nu is de raad daarvan los en heeft
hij enkel het voorstel te beoordeelen, zooals het daar ligt.
Spreker acht het voorstel van burgemeester en wethouders
goed en kan er zich wel mede vereenigen. Ook voor de on
der-aannemers behooren regelen te worden gesteld.
De heer JACOBY kan zich niet vereenigen met de opmerking
van den heer Van Keppel, dat de loonkweslie zich regelt naar
vraag en aanbod. Niemand laat het bouwen ervoor achter
wege, als het werkloon één cent per uur meer bedraagt.
Nu geeft de gemeente het voorbeeld. De beste werkkrachten
verlaten anders de gemeente, omdat zij elders beter loon kun
nen verdienen.
De heer SCHELTUS stelt alsnu voor, om het artikel, betrek
king hebbende op de uitbesteding van onderdeelen van het
werk te doen vervallen en onder 9U. toe te voegen de volgende
zinsnede
„Bovenstaande bepalingen gelden ook voor de op het werk
„gebezigde werklieden in dienst van onder-aannemers, in dier
„voege, dat de aannemer zelf tegenover de gemeente aanspra
kelijk blijft voor de stipte nakoming dier bepalingen."