100
9 Maart 1907.
onderneming, erop gerekend mag worden, dat de raad bereid
zal bevonden worden, aan die nieuwe onderneming, voor het
gedeelte der lijnen binnen deze gemeente gelegen, met het
oog op den ombouw daarvan voor electrische tractie, eene
nieuwe concessie te verleenen voor een tijdvak van minstens
50 jaren, en, zoo ja, op welke voorwaarden.
Bij ons vestigde zich onmiddellijk de meening, dat wij door
deze aanvragen onverwacht stonden voor het groote vraagstuk,
te weten
de al of niet oprichting eener electrische centrale.
Daarom wendden wij ons tot u met het verzoek, ons te
machtigen, ons iemand te mogen toevoegen, deskundig in het
electrisch bedrijf, aan welk verzoek door u welwillend werd
gehoor gegeven.
Het rapport van dien deskundige, den heer J. J. L. Smits,
directeur der gemeentelijke electrische centrale te Utrecht,
werd u in druk toegezonden.
De nauwgezette overweging van dat rapport heeft bij ons
de overtuiging gevestigd, dat de gemeente Breda, met het oog
op haar bevolkingscijfer en de grens, die daaraan door hare
geringe uitgebreidheid is gesteld, -te klein is te achten voor
de oprichting en exploitatie met eenige gegronde hoop op
succes van eene electrische centrale uitsluitend voor electrisch
licht en beweegkracht voor motoren.
Wij aarzelen dan ook niet, veel te optimistisch te noemen
de door den heer Smits in zijn rapport (bladz. 9 van den
afdruk) neergeschreven conclusie
„dat de uitkomsten (der verspreide rondvraag) geene aan
leiding behoeven te zijn niet tot de oprichting eener electri-
„sche centrale voor levering van stroom voor verlichting en
„beweegkracht over te gaan."
In deeerste plaats achten we veel te hoog de raming, zoo
wel van het aantal motoren, als vooral van het aantal lampen,
hetwelk, op grond der ingekomen, tot niets verbindende ver
klaringen, wordt verondersteld in de twee eerste jaren te zul
len zijn aangesloten.
In de tweede plaats schijnt ons eveneens te hoog toe de
raming van het aantal lampen en motoren, die na ongeveer
vijf jaren zullen zijn geïnstalleerd.
De geschiedenis der gemeentelijke waterleiding geeft ons,
naar het ons voorkomt, tot deze meening recht.