25 April 1908.
123
de beschuldiging is geuit, dat de ambtenaren der gemeente,
die met bestellingen belast zijn, daarvan procenten zouden
genieten, daarbij uitdrukkelijk de mededeeling voegende,
dat hij bereid was dienaangaande nadere inlichtingen te
geven.
In verband hiermede werd onder dagteekening van 2
Januari j.l. door burgemeester en wethouders aan den heer
De Bont het volgend schrijven gericht
.,2 Januari 1908.
„Naar aanleiding van de door U in de openbare verga
dering van den raad dezer gemeente van den 14!len
„December 1907 gedane toezegging, dat door U uw he
iveren, dat door gemeente-ambtenaren giften of tantièmes
„worden aangenomen door bewijzen zou gestaafd worden,
„hebben wij de eer U beleefd te verzoeken, met het oog
„op de weldra te houden raadszitting, aan uwe voorbe
doelde toezegging schriftelijk wel te willen gevolg geven,
„waarna, naar wij vertrouwen. U wel bereid zal zijn, zoo
„noodig, ons de feiten nader mondeling toe te lichten."
Toen daarop binnen enkele dagen geen antwoord was
ontvangen, werd de heer De Bont aan zijne belofte her
innerd bij het volgend schrijven, gedagteekend 18 Januari
1908
„18 Januari 1908.
„Onder beleefde herinnering aan den inhoud van ons
„schrijven van 2 Januari j.l., n°. 13, zouden wij er prijs
„op stellen van U alsnog spoedig schriftelijk de noodige
„bewijzen te mogen ontvangen, dat door gemeente-ambte
naren giften of tantièmes zouden worden aangenomen."
De heer De Bont antwoordde hierop den 20. Januari bij
het volgend schrijven
„20 Januari.
„In beleefd antwoord op uw schrijven van 18 Januari j.l.,
„n". 115, kan ik U melden, dat ik reeds mondeling den