25 April 1908. 125 „15 April 1908. „Bij uw schrijven van 6 April 1908 deelt U mij mede, „dat U genegen is, in de eerstvolgende raadsvergadering „uw beweren toe te lichten, dat aan ambtenaren kortingen „gegeven worden. „Deze mededeeling stemt niet overeen met uwe belofte, „dat door U bewijzen van uw beweren zouden geleverd „worden aan burgemeester en wethouders, en wel schrif telijk. „Veroorloof mij, U die belofte in herinnering te brengen. „Herhaaldelijk ook is U beleefd verzocht, de zaak schrif telijk te behandelen en aan burgemeester en wethouders „mede te deelen, al hetgeen U ter zake bekend is. „Langs dien weg alleen toch is onderzoek mogelijk. „Nogmaals moet ik derhalve beleefd bij U erop aandringen, „om met bekwamen spoed aan uwe belofte gevolg te geven „en uw schrijven te richten aan burgemeester en wethou- „ders alhier". De heer Df. Bont antwoordde hierop bij het volgend schrijven „16 April 1908. „Ik heb de eer U mede te deelen, dat ik niet genegen „ben U schriftelijk inlichtingen te geven. „Zooals ik den heer burgemeester reeds heb medege- „deeld, ben ik genegen in de eerstvolgende vergadering „de zaak nader toe te lichten. „Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn, „Uw dw. dr. „P. A. F. DE BONT". Ziedaar, zegt spreker, de correspondentie over deze zaak met den heer De Bont gevoerd. De leden waren tegenwoordig, toen de heer De Bont de beschuldiging in den raad heeft geuit en de toezegging heeft gedaan, die beschuldiging te zullen bewijzen. Uit de gevoerde corres-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 125