25 April 1908. 129 „aan den heer burgemeester afdroeg, dat ik hoogstens, en „wel dan, wanneer ik persoonlijk de ladder had besteld, „slechts 5 of M. 78,50 kon erlangen en dat de reden „van de toezending van M. 250 mij geheel onduidelijk is. „Na vriendschappelijke groeten, „A. SEGERS." Hieruit blijkt, zegt spreker, dat de zaak door hem is onderzocht, en dat hij recht had, om bij de begrooting te spreken, zooals door hem gedaan is. De voorzitter wenscht nogmaals te constateeren, dat de heer De Bont niet aan zijne belofte heeft voldaan, door aan burgemeester en wethouders de noodige bewij'.en tot staving van zijn beweren over te leggen. Het komt hem dan ook voor, dat de heer De Bont, door het uiten der beschuldiging zonder voldoende bewijzen, niet heeft gehandeld in het belang der gemeente. Naar aanleiding van het schrijven van den heer De Bont, dat door hem reeds mondeling aan den burgemeester de noodige bewijzen zijn verstrekt, wenscht spreker het vol gende te doen opmerken. Door den heer De Bont was hem medegedeeld, dat in dertijd enorm zou gestolen zijn op de aanschaffing van brandslangen. Eene Duitsche firma leverde 36 cent per M. goedkooper, dan in 1900 en 1901. Herhaaldelijk wetd toen door den heer De Bont verzekerd, dat de slangen van denzelfden leverancier kwamen. Toen hebben burgemeester en wethouders de oude rekeningen laten nazien en daarbij is gebleken, dat in 1900 en 1901 de brandslangen van ge heel andere leveranciers afkomstig waren. Dat was dus ook eene absolute onwaarheid. Over het zooeven door den heer De Bont voorgelezen schrijven van den heer Segers kan spreker thans niet oordeelen. Een paar dagen na de behandeling der begroo ting heeft spreker echter een onderhoud gehad met den heer Segers, van wien hij toen het volgend schrijven had ontvangen:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 129