136 2 Mei 1908. aan de Trambrug is beter gelegen voor den aan- en het vervoer der groenten, dan in de nabijheid van het Duitenhuis. Burgemeester en wethouders hebben gemeend geen ge schikter terrein te kunnen vinden, omdat het in de onmid dellijke nabijheid is van de aanlegplaatsen voor vervoer te water en te land. Zeer zeker is eene plaats nabij het Duitenhuis voor Prinsenhage van meer belang, doch er dient ook rekening te worden gehouden met de andere omliggende gemeenten, zooals TeteringenTerheijdenGin- nekenLeurDongen, enz. De heer HEIJLAERTS is het in zoover eens met bur gemeester en wethouders, dat het meer in het belang van Breda en in dat van de omliggende gemeenten zou zijn, wanneer het veilingsgebouw kon opgericht worden ter plaatse, als door hen is aangegeven. Spreker koestert echter eenige vrees. Als oud-Bredanaar heeft hij meermalen kunnen opmerken, dat, wanneer het publiek gewoon is op eene vaste plaats bijeen te komen, het niet van eene andere plaats zal gebruik maken, hoe confortabel men die nieuwe zaak ook gaat inrichten. Zoo zal het ook hier gaan. De lui zullen worden geholpen, maar zij zullen er geen gebruik van maken. Spreker is het dan ook heelemaal eens met het adres van Prinsenhage. Hoofdzaak is toch de handel in aardbeien en frambozen. En nu zijn de menschen zoozeer gewend aan de plaats bij het Duitenhuis, dat zij daarvan niet zullen zijn af te bren gen, zoodat het veilingsgebouw op eene andere plaats mislukken zal. Spreker vindt het aangegeven idéé van burgemeester en wethouders wel uitstekend, maar als met de gewoonte moet gebroken worden, zal de zaak verkeerd loopen. De heer VAN KEPPEL gevoelt veel voor de oprichting van een veilingslokaal, wijl hij daarin ziet een krachtigen stoot^voor de tuinbouwcultuur in deze streken. Vooral de intensieve cultuur zal er een grootere vlucht door nemen. Ook is de oprichting van zoodanig gebouw in het belang

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 136