144
2 Mei 1908.
belanghebbenden bij de zaak zijn. Men had ook bij anderen
te rade moeten gaan.
Spreker is wel geen principieel tegenstander van de zaak,
doch had gehoopt, dat een meer uitgebreid onderzoek zou
hebben plaats gehad.
De voorzitter wijst erop, dat de heer Camman en
het bestuur der Baroniesche tuinbouwvereeniging volstrekt
geen belanghebbenden zijn. Deze wagen heel wat meer dan
de gemeente.
Door de inzending van het adres mogen zij toch geacht
worden, eigen belang op den voorgrond te stellen, meent
de heer MEEUWESEN.
De voorzitter stelt alsnu voor tot stemming over
te gaan.
De heer VAN KEPPEL geeft in overweging allereerst
in principe te doen uitmaken, of al dan niet tot de oprich
ting van een veilingsgebouw zal worden overgegaan.
Hiertoe besloten zijnde, wordt met 13 tegen 3 stemmen
tot de oprichting besloten.
Vóór stemden de heeren Meeuwesen, Heijlaerts, Smits,
Bom, De Bont, Bloemarts, Scheltus, Slechtriem, Staal,
Sassen, Lijdsman, J. M. IngenHousz en Reigersman.
Tegen waren de heeren Teychiné, Rombouts en Van
Keppel.
Thans stelt de voorzitter voor om als plaats voor
het te stichten veilingsgebouw aan te wijzen het terrein
nabij de Trambrug.
De heer VAN KEPPEL meent, dat de plaats nogal cenig
bezwaar ontmoet, en vraagt, of het wel noodzakelijk is,
daarover thans reeds eene beslissing te nemen. De veilings-
vereeniging moet nog worden opgericht.