23 Mei 1908. 153 „verleend. Op dien onderstand kunnen ook de gezinnen „van Bredasche gemeente-werklieden, wanneer deze laatsten „worden opgeroepen, aanspraak maken. „Met het oog hierop hebben wij de eer U te adviseercn, „aan den bond voornoemd te antwoorden, dat de in het „bovenbedoeld geval verkeerende gemeente-werklieden „moeten beginnen met onderstand te vragen aan het rijk „en dat dan de gemeente zal bijpassen het verschil tusschen „het bedrag van den onderstand en het genoten wordende „dag-, uur- of weekloon". De heer HEIJLA.ERTS meent, dat er eene kleine leemte bestaat in het prae-advies. De mogelijkheid kan bestaan, dat een milicien gestraft wordt en dan moet blijven nadienen. De gemeente mag daarvoor toch geene vergoeding geven. De voorzitter antwoordt hierop, dat het in zijn voornemen lag, de door den heer Heijlaerts bedoelde restrictie nog in het voorstel op te nemen. Spreker geeft derhalve in overweging het voorstel alsnog aan te vullen in dien zin, dat van gemeentewege geen bijdrage of toe slag zal worden verleend, wanneer de militieplichtige voor straf onder de wapenen is of verzuimd heeft de rijkstoelage aan te vragen. In verschillende andere gemeenten worden dergelijke bepalingen aangetroffen. Zonder verdere bedenking wordt dienovereen komstig besloten. 11. Prae-advies van burgemeester en wethouders op de circulaire van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant, betreffende eene nadere salarisregeling van de gemeente ontvangers, zijnde dit prae-advies van den volgenden inhoud „Bij uw besluit van 25 April 1908 werd om prae-advies „in onze handen gesteld een schrijven van de gedeputeerde „staten dezer provincie betrekkelijk het ter zijde genoemd „onderwerp. „Dit schrijven beoogt, eene nadere regeling van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 153