23 Mei 1508. 161 „vankelijk (zie brief van 21 September 1906) aan den heer „Segers als wederverkooper in uitzicht was gesteld cene „provisie o.a. voor brandladders van 25 dat kort daarna „(zie brief van 26 November 1506) door de fabriek den „heer Segers is bericht, dat uit hoojde der verhooging van grondstoffen en looncn de provisie o a. voor brandladders werd verminderd tot i$ °/0 en eindelijk, dat met den ver tegenwoordiger der fabriek, door wien met den heer „Segers en den gemeente-architect is onderhandeld, om trent provisie niets is besproken noch overeengekomen „Voorts hebben wij een onderhoud ter zake gehad, eerst „met den heer Segers alleen en daarna met den heer „Segers en den gemeente-architect te zamen. „Bij dat onderhoud, waarbij genoemde heeren te zamen „den geheelen loop der zaak hebben gereconstrueerd en „omtrent al hetgeen is voorgevallen, met uitzondering van „een hieronder vermeld detailpunt zonder gewicht, tot vol komen overeenstemming zijn gekomen, is ons omtrent de „toedracht der zaak het navolgende gebleken „Nadat door ons, ter uitvoering van het raadsbesluit van „1 Juni 1907, waarbij ons voorstel om tot het aanschaffen „der brandladder over te gaan was goedgekeurd, aan den „architect, door wien op last van burgemeester en wet houders de bestellingen ten behoeve van dezen tak van „dienst moeten geschieden, de opdracht tot het aanschaffen „der ladder was verstrekt, heeft de vertegenwoordiger der „fabriek, de heer Richarz te Dusseldorf een bezoek ge bracht aan den heer Segers, die zich met dien vertegen- „woordiger heeft vervoegd bij den gemeente-architect. „Door den heer Segers en den architect zijn toen onder handelingen gevoerd betreffende zoowel de constructie „der ladder als den prijs, welke laatste door den architect „op een los papier en volgens den architect zoowel door „den heer Segers als door den vertegenwoordiger in een „notitie-boekje is genoteerd. Dit laatste feit verklaarde de „heer Segers, voor wat de door hem zelf gehouden aan- „teekening betreft, zich niet positief te herinneren, doch „niettemin alleszins mogelijk te achten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 161