170 20 Juni 1908. fv.£
Alsnu stelt de voorzitter aan de orde
A. Ingekomen stukken.
1Schrijven van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
d.d. 11 Juni 1908, G, n°. 140, houdende toezending van een
afschrift van het koninklijk besluit van 29 Mei 1908, n°.
43, waarbij, met vernietiging van hun besluit van 22 Au
gustus 1907, is besloten, dat J. A. H. van den Brink alsnog
als lid van den raad dezer gemeente zal worden toegelaten.
De voorzitter stelt voor dit schrijven voor kennis
geving aan te nemen.
Waartoe besloten wordt.
1 a. Beëediging en installatie van den heer Van den
Brink voornoemd.
De voorzitter verzoekt den secretaris genoemden
heer binnen te leiden.
Hieraan voldaan zijnde, vraagt de voorzitter of de
heer Van den Brink bereid is den eed of de belofte af
te leggen.
De heer VAN DEN BRINK zegt, dat hij de belofte zal
afleggen, waarna door hem, in handen van den voor
zitter, achtereenvolgens worden afgelegd de verklaring
en de belofte van zuivering en de belofte van trouw, voor
geschreven bij art. 39 der gemeentewet.
De voorzitter houdt alsnu ongeveer de volgende
toespraak
„Mijnheer Van den Brink, ik heet U welkom in dezen
„raad en wensch U geluk met uwe benoeming. Den ge-
„ruimen tijd, die er verloopen is tusschen uwe verkiezing
„en uwe toelating, zult gij U zonder twijfel hebben ten
„nutte gemaakt met de studie van velerlei gemeentebe
langen. Ik ben er vast van overtuigd, dat gij niet de