t v
20 Juni 1908.
179
..Ter voldoening aan de ontvangen opdracht, om uwen
„raad van bericht en advies te dienen op de aanvragen
„om pensioen van den eervol ontslagen opzichter bij de
„gasfabriek H. a. van Kbrk.oer.le en van de weduwe van
„den overleden leeraar aan de teekenschool J. Koolen,
„hebben wij de eer te berichten:
„De heer Van Kerkoerle is met ingang van 15 April
„1870 benoemd tot opzichter b:j de gemeentelijke gasfabriek
„en met ingang van 1 April 1908 uit die betrekking eervol
„ontslagen.
„Op 1 April 1908 heeft hij alzoo 37 jaren, 11 maanden
„en 16 dagen in dienst der gemeente doorgebracht.
„Gedurende de laatste 60 maanden heeft hij in zijne
„betrekking eene bezoldiging genoten van 4500,be
rekend tegen 900,per jaar.
„Daar hij den leeftijd van 68 jaren heeft vervuld, heeft
„hij volgens art. 4 sub 1°. der pensioenverordening recht
„op pensioen verkregen, en, ofschoon hij is toegetreden
„tot het weduwen- ca weezenfonds (nieuwe pensioenver-
„ordening), heeft hij volgens art. 4U (overgangsbepalingen)
„het recht behouden op het pensioensbedrag, hem gewaar
borgd bij art. 9 der oude pensioenverordening van 29
„November 1852, zooals die later gewijzigd is.
„Volgens art. 9 sub a bedraagt het pensioen voor elk
„jaar dienst één vijftigste deel van de middelsom over
„één jaar der wedde of belooning.
„Gedurende de laatste60 maanden heeft hij genoten
4500,dus de middelsom over een jaar bedraagt
900,waarvan het 1/&0 6eel bedraagt f 18,
„Het bedrag van het pensioen zal dus behooren te wor-
„den vastgesteld op 37 3i8/sao X f ƒ683,30, doch
„daar volgens art. 15 de pensioenen in volle guldens wor-
„den verleend en onderdeden van een gulden voor één
„gulden in berekening komen, op f 684,
„De op 16 Januari 1908 overleden echtgenoot van mcj.
„de wed. J. Koolen was deelgerechtigde in het pensioen
fonds zijn pensioensgrondslag bedroeg f 150,
